Sloterweg 858 te Amsterdam, gemeente Amsterdam. Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek

DOI

Inleiding Synthegra B.V. heeft in opdracht van XXXX een archeologisch bureauonderzoek (Quickscan) in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Sloterweg 858 te Amsterdam. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling/een viertal vrijstaande woningen.

De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring bedraagt 2.870 m2 met een diepte van ca. 1 meter beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.

Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek Het dekzand bevindt zich tussen 8 en 12m -NAP, waarin eventuele resten van bewoning kunnen worden aangetroffen. Met het begin van het Holoceen kwamen hier zand- en kleilagen bovenop, met vanaf 5500 jaar lagen zand door aanstuiving. Het landschap was grotendeels onbewoond, en er werd hier waarschijnlijk alleen gejaagd en/of gevist. Hier groeide het Hollandveen op, en dit groeide in het jaar 500 uit tot veenkussens van enkele meters dik. De top van het Hollandveen bevind zich hier tussen 0,9 en 2,4m onder maaiveld (tussen 2,24 en 3,74 m -NAP).

Er kunnen resten worden aangetroffen uit de paleolithische en mesolithische tijden, minimaal 8 m -NAP. Neolithische sporen kunnen zich bevinden in de top van het Hollandveen (minimaal 2 m -NAP). Het gaat hier voornamelijk om eventuele restanten van tijdelijke kampen. De verwachting voor deze periode is laag en de kans dat deze lagen worden verstoord door de bebouwing, met een verwachte diepte van 1 meter beneden maaiveld, is klein.

Het onderhavige perceel is minstens bewoond sinds de 17e eeuw, zoals aangewezen door de kaart van Cornelis Koel uit 1675, met een bewoning in het westelijke deel van het perceel. Onderzoek naar huisplaatsen langs de Sloterweg (SLO2, SLO4, en eerder genoemde onderzoeken) wijst aan dat hier sporen van middeleeuwse woningen zijn te verwachten, met aanwijzing van nabijgelegen sporen uit de 13e eeuw. De diepte van de sporen is echter onduidelijk, In het geval van Sloterweg 796 (4606173100) zijn de middeleeuwse sporen te verwachten vanaf 30 tot 50 cm onder maaiveld, onder de ophogingslaag van het midden van de 20de eeuw. Bij Sloterweg 842 (4907729100) is de middeleeuwse terpvulling aangetroffen tussen 2,10 en 2,75m onder maaiveld (2,79 en 3,34m -NAP), met een relevante zandlaag aan de voorkant van het perceel tussen 1,40 en 2,20m onder maaiveld (tussen 2,56 en 2,85m -NAP). De verwachtingswaarde voor de middeleeuwen en de nieuwe tijd is hoog, en het is mogelijk dat deze lagen zich vrij snel onder het maaiveld bevinden, en dus het risico op verstoring van deze lagen is hoog.

Archeologische interpretatie veldonderzoek Het natuurlijke bodemtype is in het gehele plangebied intact onder ca. 2,25 -NAP. De bovenste veenlaag van het noordwestelijke deel van het perceel is veraard tussen ca. 40 tot 60 cm – mv (2,08m tot 2,28 m – NAP), een teken dat het ooit blootlag, het is aannemelijk dat dit met de inrichting in de nieuwe tijd en de ermee gepaard gaande verlaging van de grondwaterspiegel tot stand is gekomen. De rest van het perceel is opgehoogd vanaf. ca. 80 tot ca. 30 cm -mv (ca. 2.52m tot ca. 1.84 m -NAP) met een pakket donker-grijs matig siltig matig tot sterk humeus en kalkloze klei. De bovenste lagen, namelijk de bouwvoor, het ophogingspakket, en het pakket veraarde veen in boringen 1 en 2 zijn allen verstoord.

Deze twee groepen (boringen 1/2 en 3/4/5/6) vertellen ons over de vorming van het landschap, en het is aannemelijk dat het noordwestelijke deel van het perceel bloot lag boven het water, wat de veraarding van het veen verklaart in boringen 1 en 2. Het veenpakket van de boringen 3 tot 6 is later met klei opgehoogd om het perceel te vormen.

Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, en bevinden zich mogelijk in de bovenste lagen van het veenpakket. Het gaat hier voornamelijk om sporen van tijdelijke kampen. Aangezien de bodem is verstoord, zijn eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verloren gegaan. De lage verwachting voor vuursteenvindplaatsen kan daarom worden bevestigd.

Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Desondanks het feit dat de bovenlaag van de noordwestelijke veraarde veenlaag verstoord is, is het mogelijk dat hier sporen en vondsten uit de Nieuwe Tijd aanwezig zijn, in relatie met het huis bekend op de historische kaarten, o.a. de kaart van Cornelis Koel uit 1675 (afbeelding 4). Dit huis bevond zich op het westelijke deel van het perceel, langs de weg. Daarom kan de verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen aan te treffen voor het plangebied naar laag worden bijgesteld, maar blijft de verwachting voor archeologische waarde hoog voor sporen en vondsten uit de Nieuwe Tijd.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/AR/ZI4WXM
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/AR/ZI4WXM
Provenance
Creator Stoll, M.
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor Krist, E.; Stoll, M.; Beckers, I.; Stevens, F.
Publication Year 2023
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact Krist, E. (Synthegra BV)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf
Size 1535203
Version 1.0
Discipline Humanities
Spatial Coverage Leusden