Javanen in Diaspora, interview met Ngadimin Saridjo

DOI

Naam: Ngadimin SaridjoAchternaam: SaridjoGeboorteplaats: plantage Peperpot, SurinameWoonplaatsen: Suriname 1929 - 1954; Indonesia 1954 -Ik ben geboren op Peperpot, in een 'pernasi' (plantagehuis). Dat was een klein, lang huis. Het was niet ons eigen huis. Mijn vader was gescheiden van mijn moeder, die opnieuw trouwde met Saridjo. Ik ben bij mijn vader gebleven en alleen met Hari Raya (het Nieuwjaarsfeest) en eenmaal in de zes maanden ging ik naar mijn moeder toe.Toen ik klein was, verhuisden wij van Peperpot naar Leiding 5. Daar hadden wij onze eigen grond: 5 hectare. Mijn vader en ik bewerkten het. Het was enkel ploegen en planten, we gebruikten geen kunstmest. Als wij oogstten, dan haalden we 400 tot 500 goni (zak van 70 kilo) binnen. Wij bewerkten de grond volgens de 'gotong royong' (wederzijdse hulp). 'Gotong royong' kostte je niet veel arbeidsloon. Wij deden dat om de beurt met vrienden, vandaag bij mij, morgen bij jou en zo het hele dorp door. Dat deden wij niet alleen bij het planten, maar ook bij het oogsten en het dorsen. Dan slachtten wij 40 kippen en kochten 4 of 5 flessen 'sopi' (sterke drank). Zij die gingen werken, dronken eerst wat van de 'sopi'. Dat zorgde ervoor dat we het niet koud hadden, en het gaf kracht. De kip werd niet zoals hier klaargemaakt. Daar in Suriname hielden ze niet van 'gule' (gerecht met veel kruiden en santen). De kip werd meestal gesmoord in 'kecap' (ketjap). Als ze eten, genieten ze ervan. En als ze sopi drinken, dan eten ze niet zo veel.Ik hield van voetballen toen ik klein was, ik was best goed. Wij speelden samen: 'negro' (Creolen), 'orang India' (Hindoestanen) en wij. Wij oefenden op woensdag en zaterdag, en de wedstrijden waren op zondag. Mijn dorp was Leiding 5 en wij speelden met clubs van andere nummers. Dat stond vroeger bekend als Kasabaholo. Op een keer was ik flauwgevallen omdat de bal heel hard mijn kruis raakte. Daarna mocht ik van mijn vader niet meer voetballen. De negerjongens speelden erg 'rusuh' (ruw), ik werd voortdurend geschopt.
In Suriname was mijn schoonvader, pak Suwardi, 'mandor'. Hij was rijk. In Suriname had hij 36 koeien. Ik deed het zelf ook niet gek. In Leiding 5 had ik 21 koeien. Vroeger kostte een stier 35 tot 40 gulden, een koe 20 tot 25 gulden en een kalf 15 gulden. Dat was veel geld in die tijd. De koeien waren groot, heel groot. Je kon verdienen aan het vlees en aan de melk. Ik molk de koeien in Kasabaholo samen met Basdur. Om half vier ’s ochtends was ik al op en om half zeven was ik pas klaar. Per koe kon ik een emmer melk krijgen. Elke emmer werd gekeurd, dat was heel streng. Als de melk was gemengd met water, kreeg je een boete.
Alles was goed geregeld in Suriname. Het water kwam van de polder en de overheid zorgde daarvoor. Eens in de drie maanden werd dat schoongemaakt. Iedereen had een eigen toegang tot het water. Na de plantperiode kon je in de polder vissen. Er waren zoveel vissen, 'iwak gabus', 'iwak kwi-kwi'. Als je naar school wilde en je kon het niet betalen, dan werd je geholpen. Het was goed in Suriname, wij hadden koffie, 'jeruk we', 'nangka', cassave. Als de nangkabomen fruit gaven, werden ze met een truck naar de stad gebracht, zo groot waren de vruchten.In Suriname hield ik niet van kaartspelen. Ik hield wel van drinken, maar niet overmatig. En ik hield van dansen. Ik danste met mooie Nederlandse vrouwen. Dat was in Paramaribo. Als ik uit dansen ging, had ik een jasje en een das om. Ik kamde mijn haar en gebruikte 'lengo wangi' (eau de cologne). Als ik naar een feest ging, dan werd ik gevraagd om te komen dansen. En als ik dan zei dat ik niet kon, dan trokken ze me op de dansvloer en dan leerden ze mij hoe het moest. Nederlanders hielden van Javanen. Javaanse vrouwen werden aangetrokken door Nederlandse mannen en Nederlandse vrouwen voelden zich aangetrokken tot Javaanse mannen. Er was een Nederlandse vrouw die met mij wilde trouwen, maar ik wilde niet. Een familielid van mij is wel getrouwd met een Nederlander, maar hij is volgzaam en volgt de Javaanse gewoonten. Op zijn veertigste werd hij besneden: 'disunati dèhke manut'. En ze trouwden volgens de Javaanse traditie, met 'kembar mayang' (traditioneel bruidsboeket met handgemaakte stukken die vruchtbaarheid, voorspoed en geluk symboliseren).



De afstand van Leiding 5 naar Paramaribo was niet zo ver. Ik deed dat met de bus. Ik ging ook rond met de fiets of met de bromfiets. In Leiding 5 was het dorpshoofd een Javaan. Er was een 'kaum' (religieuze voorganger), een 'kebayan' (ordehandhaver), een 'carik' (schrijver), een 'kamitua' (raad van oudsten), alles was er. Ze werden gekozen door de 'masyarakat' (het volk). Er werd gekeken wie er geschikt zou zijn, wie 'becik' (eerlijk, integer) is. Een 'lurah' (dorpshoofd) kreeg 2,5 hectare als 'bengkok' (vergoeding). Dat hoefde hij ook niet zelf te bewerken, daarvoor draaide de 'masyarakat' op. Dat werd georganiseerd in 'gotong royong'. Maar o wee als de lurah niet eerlijk was, dan werd hij door de mensen aangepakt en aangevallen, 'di kroyok'.
Om de drie maanden kwam er een dokter en een vroedvrouw van de Surinaamse overheid. We werden dan bij elkaar geroepen en iedereen werd onderzocht. Degenen die erg ziek waren, werden naar de stad gebracht zonder dat ze daarvoor hoefden te betalen. In Indonesië moeten wij voor alles betalen.
Ik ben naar Indonesië gekomen toen ik al volwassen was. Ik ben met mijn schoonouders gegaan, mijn vrouw en mijn drie kinderen: Ngadimun, Thukul en Rambat. Ik heb veel broers en zussen in Suriname wonen, maar zes of zeven van hen zijn al overleden. 
Ondertussen heb ik 29 kleinkinderen, maar volgens mij heb ik er meer, er zitten ook achterkleinkinderen bij. Ik heb ook nog een vrouw en kind in Suriname. Ze wonen op Kopidjompo (Lelydorp), maar ik heb nooit meer iets van ze gehoord. Ik had ook geen afscheid genomen.
De reis naar Indonesië duurde 1 maand en 10 dagen. Ik was zeeziek. Wij reisden via Kaapstad en passeerden de evenaar. De golven waren heel hoog. Op de boot kregen wij goed te eten: vruchten, brood, rijst. Je hoefde er maar om te vragen. Daar hadden we natuurlijk zelf voor betaald. Toen we aankwamen in Tongar huilden de kinderen. In Suriname hadden ze brood gegeten, dat was goedkoop daar. Een brood kostte 1 cent en een hele grote 2 cent. Dat aten ze met boter en sardines. Boter koste 3 cent voor een klein pak en 8 cent voor een grote. Hier moesten ze 'teloh' (cassave) eten, want brood was te duur.In Tongar heb ik voor de Stichting gewerkt. Dat deed ik 7, 8 jaren. Ik maakte het bos open. Daarna ging ik in de fabriek werken. Er was een houtzagerij. Er was beloofd dat wij 5 hectare zouden krijgen, maar ik heb maar 3 hectare gekregen. Daar heb ik nog een halve hectare, maar waar de resterende anderhalve hectare is gebleven, weet ik niet. Ik was ook geroepen door de politie. Ze hadden vragen gesteld over de verkoop van de grond, maar ik heb niet verkocht en ik weet niet wie het dan wel verkocht heeft.In Suriname voelde ik me goed, ik was sterk en werd niet zo gauw ziek. Hier in Tongar ben ik ziek geworden. Ik heb in het begin hard gewerkt, ik heb vroeger ook rondgetrokken om te werken: Bukittingi, Padang… Maar nu blijf ik thuis. Mijn derde vrouw, die 30 jaar geleden overleden is, heeft meegemaakt dat ik veel weg was van huis. Ik heb van alles gedaan om aan geld te komen: houthakken, houtzagen, wegenbouw… Ik fietste vroeger  naar Air Bangis om te werken, dat was 60 kilometer verderop.  



In Suriname had ik 5 hectare grond en 21 koeien, waarom wilde ik terug naar Indonesië? Ik weet het niet. Ik ging met mijn schoonvader, niet eens met mijn eigen vader. De grond en koeien liet ik bij mijn vader.Ik heb spijt dat ik ben meegekomen. Pak Hardjo zei: ‘Je laat één bord eten achter, maar je krijgt er vijf borden voor terug’. Ik betaalde in Suriname belasting, dat was 15 gulden per jaar. Dat was voor de grond. Als je een huis had van cement, betaalde je ook daarvoor belasting. Was het van hout, dan betaalde je niets. De belasting varieerde ook met de grootte en hoogte van je huis. Ik had een huis in Leiding 5, dat was niet gecementeerd. De belasting was daarom 6 tot 10 gulden per jaar. Dat werd gecontroleerd.
Ik voel spijt dat ik me heb afgescheiden van mijn familie. Wat ik ervoor terug gekregen heb, spijt mij ook. Hoe kun je geen spijt hebben? Ik heb immers mijn familie en mijn ouders verlaten. Nu zijn ze al gestorven, dus als ik daar naartoe zou gaan, zou ik ze niet eens meer terug kunnen zien. Laatst was mijn 'adik' (jongere broer) hier gekomen. Hij wilde mij naar Suriname brengen. Ik wilde niet. Ik heb daar een kind, maar ik heb hier nog meer kinderen. En mijn vrouw is al oud, ik kan haar toch niet achterlaten?In mijn leven heb ik 4 vrouwen gehad. De derde is dertig jaar geleden overleden. Deze laatste vrouw is om mij gezelschap te houden. Als het aan mij lag hoefde ik niet te trouwen, maar wie kookt er voor mij als ik me niet goed voel, en wie wast mijn kleren? Zij is gelukkig tevreden, ze accepteert onze situatie. Mijn vorige vrouw ook. Als ik geen geld had, zei ze niets. Dan aten we wat er was. En als er weer wat geld was, ging ze boodschappen doen.







Toen ik een jongeman was, deed ik aan Javaanse kunst. Ik speelde 'ludruk' (volkstoneel). Ik speelde vaak 'cumpling': van de twee komieken 'cumpling' en 'geblog'. De rol van 'cumpling' was niet zo gemakkelijk. Nu speel ik niet meer, want ik 'sholat' (bid, ben tot geloof overgegaan).In Suriname toonde ik respect voor oudere mensen. Als ik op de fiets was en ik kwam oudere mensen tegen, dan stapte ik van mijn fiets af en dan zei ik: ‘Nderek langkung Mbah nopo Pak, kulo bade langkung ajeng bade tindak mriko’ (‘Pardon mevrouw of meneer, ik ga u voor, want ik moet daar en daar zijn’). Tegenwoordig lopen kinderen je zomaar voorbij of omver. Ik heb het een keer meegemaakt dat iemand zijn bromfiets juist gas gaf, dat is toch niet correct?Ik heb veel geholpen met het bedienen van mensen. 'Sinom' (knielend) deed ik dat. Dan zei ik: ‘Monggo kulo aturi dahar Mbah’ (‘Alstublieft, ik nodig u uit te gaan eten), in het Hoog-Javaans. Tegenwoordig doen ze dat niet. Ze zeggen gewoon: ‘Mangan, Mbah’ (‘Eten, Mbah’), echt zonder respect voor ouderen. Als ik in Leiding 5 naar een 'melèkan' (nachtelijke samenkomst) ging, dan droeg ik een 'udeng' (hoofddeksel), een 'klambi' (hemd), een 'kaos putih' (wit T-shirt) met een 'songket' (geborduurde riem) om het middel en een 'katok komprang' (traditionele wijde broek). Als je dan op je hurken moet zitten, dan is dat gemakkelijk. Als ik naar een 'tayub' (dansfeest, waarbij mannen tegen een vergoeding mogen dansen met de danseres) ging, dan had ik een hemd met das en een jas aan. Als mijn broek zwart was, dan droeg ik witte schoenen en ik droeg een horloge. In Suriname zorgde ik ervoor dat ik er piekfijn uitzag. Alles moest bij elkaar passen. Ik heb drie jassen meegenomen naar Indonesië en veel dassen. Die heb ik hier weggegeven aan mensen. Ik had ook een gouden horloge meegenomen en twee ringen, de rest heb ik verkocht.


Date Submitted: 2011-05-04

De tekst van het volledige interview is in Bahasa Indonesia.

Tot aan 1939 werden circa 33.000 Javanen naar Suriname overgebracht. Na hun contractperiode vestigde de meerderheid zich in Suriname. Slechts een minderheid keerde terug naar Indonesië. De meest beschreven terugkeer is de georganiseerde repatriëring in 1954 van circa 1000 personen naar Indonesië. Deze bestond uit Javaanse ex-contractarbeiders en hun in Suriname geboren (klein)kinderen. Tegen beter weten in kwamen zij niet terecht op Java, maar in Tongar, een plaatsje in West-Sumatra. Daar bleven de meesten niet lang. Hun zoektocht naar een beter leven bracht hen naar andere plaatsen in Indonesië: Pekanbaru, Padang, Medan, Jambi, Jakarta, maar ook opnieuw naar Suriname.Veel minder bekend is de groepsmigratie in 1953 van enkele tientallen Javanen naar het buurland Frans Guyana. Vermoedelijk zijn tot aan het eind van de jaren 60 nog meer personen in groepsverband naar Frans Guyana vertrokken. Tijdens de Surinaamse binnenlandse oorlog weken ook Javanen, vooral vanuit Moengo en Albina, naar Frans Guyana uit. Volgens de Franse bevolkingsgegevens van 2005 wonen momenteel zo’n 1900 Javanen in Frans Guyana.De meest recente omvangrijke landverhuizing van Javaanse Surinamers vond plaats vóór de onafhankelijkheid van Suriname in 1975, dit keer uit Suriname naar Nederland. In de ban van politieke leiders die van mening waren dat de onafhankelijkheid niet goed zou uitpakken voor de positie van de Javanen, vertrokken circa 22.000 Javanen naar Nederland. Onder hen bevonden zich ook degenen die het eerder hadden geprobeerd in Indonesië en in Frans Guyana.Deze meervoudige migratie van de Surinaamse Javanen, is het onderwerp van het levensverhalen project Javaanse Migratie en Erfgoedvorming in Suriname, Indonesië en Nederland. Om van de meervoudige migratiebewegingen en de persoonlijke ervaringen van de Javaanse migranten een helder beeld te krijgen, is een oral history-project opgezet rondom migratie en erfgoedvorming onder de Javanen in Suriname, Indonesië en Nederland.Aan dit project werkten het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) en de Stichting Comité Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI) samen.De interviews zijn te beluisteren op de website van Javanen in Diaspora, de metadata en de samenvattingen van de interviews zijn opgeslagen in EASY.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xuw-wyyr
Metadata Access https://ssh.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-xuw-wyyr
Provenance
Creator Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV); Stichting Comité Herdenking Javaanse Immigratie (STICHJI)
Publisher DANS Data Station Social Sciences and Humanities
Contributor F. Steijlen
Publication Year 2011
Rights DANS Licence; info:eu-repo/semantics/closedAccess; https://doi.org/10.17026/fp39-0x58
OpenAccess false
Contact F. Steijlen (KITLV)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/zip; application/pdf
Size 48768; 224475
Version 2.0
Discipline Agriculture, Forestry, Horticulture, Aquaculture; Agriculture, Forestry, Horticulture, Aquaculture and Veterinary Medicine; History; Humanities; Life Sciences; Social Sciences; Social and Behavioural Sciences; Soil Sciences