Uit het veldonderzoek blijkt dat lokaal een Aa-horizont voorkomt die vermoedelijk is ontstaan door egalisatie. In delen van het plangebied is de bodem tot 1 m diepte geroerd. In andere delen is de verstoring minder diep, maar is de top van de C-horizont met de bovengrond vermengt. De bovengrond, dan wel geroerde grond gaat steeds met een scherpe grens over in dekzand. In het gebied ten westen van de Roestelbergseweg komen clusters voor met ondiep afgetopte profielen. Dit betreft een potentieel archeologische niveau, waar in-situ waarden van landbouwnederzettingen of mogelijk diepere haardkuilen bewaard zijn gebleven. In één boring (50) is tussen 0,4 en 0,5 m -mv verbrande leem aangetroffen wat kan duiden op archeologische waarden in de nabijheid van deze boring. In bepaalde zones met A-BC profielen blijft de verwachting op het aantreffen van archeologische resten van landbouwnederzettingen uit het neolithicum tot de volle middeleeuwen hoog. Eventuele ondiepe sporen van tijdelijke kampementen zullen met uitzondering van enkele puntlocaties door de landbouwwerkzaamheden zeker vernietigd zijn. In de zones met ondiepe en matig diepe verstoringen zijn eventuele oppervlakkige sporen vernietigd, maar diepere sporen zullen bewaard zijn gebleven. Dit geldt dan voor het gebied ten westen van de Roestelbergseweg. Andere zones liggen landschappelijk lager en waren minder geschikt voor bewoning. Derhalve hebben deze deelgebieden een lage verwachting toegekend gekregen.
Ter plaatse van de bebouwing uit de nieuwe tijd is de bodem grotendeels ondiep verstoord. Hier zijn nog resten van deze bebouwing te verwachten.