In opdracht van de gemeente Oss heeft het ACVU-HBS (Archeologisch Centrum van de Vrije Universiteit – Hendrik Brunsting Stichting) een archeologisch onderzoek uitgevoerd binnen het plangebied Haren - Groenstraat. Dit onderzoek was noodzakelijk ten behoeve van het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan. Om inzicht te krijgen in de te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied is in juni 2009 een bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (verkennende fase) door middel van boringen uitgevoerd.Uit het bureauonderzoek is gebleken dat er binnen het plangebied een hoge verwachting bestaat voor de aanwezigheid van archeologische waarden uit de periode van de Bronstijd tot en met de Late Middeleeuwen. Deze hoge verwachting is vooral gebaseerd op het feit dat het plangebied is gelegen op de Harense stroomgordel, die in het verleden een hoger gelegen gebied in het landschap heeft gevormd. Dit soort gebieden was over het algemeen zeer geschikt voor bewoning. Uit de directe omgeving van de Groenstraat zijn dan ook al diverse archeologische vondsten bekend. Om de in het bureauonderzoek opgestelde verwachting te toetsen, is er een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek was verkennend van aard en had als voornaamste doel de plaatselijke bodemopbouw in kaart te brengen. Hiertoe zijn in totaal twaalf boringen gezet tot een diepte tussen 200 en 400 cm onder het maaiveld.Uit het veldwerk is gebleken dat het plangebied inderdaad is gelegen op afzettingen van de Harense stroomgordel. De bodemopbouw bestaat uit oeverafzettingen die zijn afgezet op beddingafzettingen. In het oostelijke gedeelte is een diepe restgeul aangetroffen. In één van de boringen is een fragment aardewerk gevonden dat gedateerd kan worden in de prehistorie, vermoedelijk de Bronstijd of de IJzertijd. Dit aardewerk kan er op duiden dat zich binnen het plangebied een archeologische vindplaats bevindt. Het is echter op basis van het nu uitgevoerde onderzoek niet mogelijk om uitspraken te doen over de exacte aard, omvang of ouderdom van deze vindplaats. Om dit vast te stellen is nader onderzoek noodzakelijk. Omdat vindplaatsen die voornamelijk bestaan uit losse vondsten, kan het vervolgonderzoek het best worden uitgevoerd in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. Karterend booronderzoek lijkt minder zinvol, omdat er tijdens het booronderzoek geen duidelijk zichtbare cultuurlagen zijn aangetroffen.
