Project Houtstraatlossing in Weert, gemeente Weert; archeologisch onderzoek: een archeologische begeleiding

DOI

In opdracht van Van Boekel Zeeland BV heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in de periode april 2013 tot januari 2014 een archeologische begeleiding uitgevoerd in verband met de aanleg van een nieuw riool in de gemeente Weert. Voorafgaand aan de uitvoering van de begeleiding is een Programma van Eisen (PvE) opgesteld. Dit PvE diende als leidraad voor het onderzoek. Het primaire doel van dit onderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting voor het onderzochte gebied, waarbij het in eerste instantie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Bij het aantreffen van archeologische resten dienden deze te worden opgegraven. In het PvE is bepaald dat de volledige breedte van de weg onderzocht moest worden voorafgaand aan de graafwerken voor het aanleggen van riolering. Meestal was het echter, om praktische redenen, onmogelijk om de volledige breedte in één keer af te graven. Daarom is voor archeologisch onderzoek een strook met een breedte van 1 á 4 m ontgraven tot op het archeologisch niveau. De breedte van de strook was afhankelijk van wat praktisch haalbaar was (doorgang werkverkeer, toegankelijkheid voor bewoners, ruimte voor gronddepot, etc.). Behoudens zones met bestaande leidingen en kabels is op deze wijze de volledige lengte van het riooltracé onderzocht. Op basis van de resultaten van de onderzochte strook is bepaald in welke tracédelen een archeologische begeleiding tijdens de rioolwerken nodig was.Uit de resultaten van de begeleiding blijkt dat binnen het nieuwe riooltracé zowel zones met een diep verstoord bodemprofiel voorkomen als zones waar de oorspronkelijke bodem goed bewaard is. Op basis van intacte bodemprofielen is inzicht verkregen in het voormalige cultuurlandschap. Hieruit blijkt dat grote delen van het onderzochte gebied van oorsprong relatief nat zijn en waarschijnlijk in gebruik waren als weiden en hooilanden. Getuigen hiervan zijn enkele perceelsgreppels uit de Nieuwe tijd die het leidingtracé kruisen. Het meest gevarieerde bodemprofiel bevindt zich aan de Louis Regoutstraat (deelgebieden 8, 9 en 10). Het tracé loopt van oorspronkelijk lager gelegen, natter terrein in het oosten naar wat hoger en droger terrein in het westen. In dat laatste gebied is een esdek en oude akkerlaag uit de Middeleeuwen aangetroffen. Hierop aansluitend komt in een lager gelegen zone een lage enkeerdgrond voor. Deze is ontstaan toen het landbouwareaal werd uitgebreid naar aangrenzend, natter terrein; waarschijnlijk gebeurde dit in de loop van de Volle en/of Late Middeleeuwen. Uit het aangetroffen prehistorisch aardewerk blijkt echter dat het hoger gelegen terrein al lang voor de Middeleeuwen in gebruik was. Op basis van het aantal prehistorische scherven wordt aangenomen dat in deze periode, naast akkerland, ook bewoning aanwezig was in de onmiddellijke omgeving. Tenminste een deel van de prehistorische scherven dateert uit de IJzertijd.Er zijn alleen grondsporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuw(st)e tijd aangetroffen. Zo liggen in de zone met een lage enkeerdgrond twee forse, middeleeuwse greppels. Ook in het aansluitende drogere deel ligt een kleinere, middeleeuwse greppel. Mogelijk betreft het perceelsgreppels van landbouwgronden, waarbij de bredere greppels gegraven kunnen zijn bij de uitbreiding van het landbouwareaal. Het is echter niet uitgesloten dat de greppels in verband staan met bewoning in de nabije omgeving. Sporen uit de Nieuwe en Nieuwste tijd bestaan vooral uit greppels die her en der in het tracé zijn aangetroffen. Prehistorische sporen zijn nergens vastgesteld.De resultaten van de begeleiding geven inzicht in de archeologische waarden in het onderzochte gebied. Zo worden nabij delen van de Louis Regoutstraat (bewonings)resten uit de Prehistorie, de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd verwacht. In het oorspronkelijk natter gebied aan de Beatrixlaan en de Julianalaan worden geen bewoningssporen verwacht. Wel kunnen resten en sporen voorkomen die verband houden met het voormalige gebruik als landbouwgrond. In zones met een volledig verstoord bodemprofiel zijn geen archeologische resten bewaard. Deze verstoringen kunnen echter heel lokaal zijn, waardoor het mogelijk is dat op korte afstand wel intacte bodems voorkomen. Deze archeologische waarnemingen kunnen als basis dienen voor het opstellen van een archeologische verwachting voor het plangebied.

Date: 2014-01-31

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-xy9-zj7j
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-xy9-zj7j
Provenance
Creator J. Vansweevelt
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor M. Janssens; D.M.G. Keijers (RAAP); E.J.N. Rondags (RAAP); M.H.P.M. Ruijters (RAAP); M.P.F. Verhoeven (RAAP); RAAP Archeologisch Adviesbureau
Publication Year 2017
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact M. Janssens (RAAP ARcheologisch Adviesbureau)
Representation
Resource Type Dataset
Format text/csv; text/xml; application/pdf; audio/midi; application/vnd.mif
Size 1171; 459; 68; 10883; 10186; 20105; 205; 595; 5342; 187; 2027; 1672765; 34299; 630833; 416; 13066; 313; 135; 784; 1992; 990; 121; 7439; 563198; 2044; 6031; 791781
Version 2.0
Discipline Humanities