In het noordelijke deel van het plangebied (tot ca. 10 m ten zuiden van boring 2) is de bodem tot in de C-horizont tenminste 35-80 cm diep verstoord. Dit deel is ook relatief laag gelegen. De kans dat hier nog archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, wordt klein geacht.Ten zuiden van deze zone is een enkeerdgrond (plaggendek) aangetroffen met daaronder in de meeste gevallen een deels intacte podzolbodem. Eventueel aanwezige vindplaatsen kunnen hier bewaard zijn gebleven.Vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, in de bovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond. Aangezien de bodem in het noordelijke deel is verstoord tot diep in de C-horizont worden daar geen vindplaatsen meer verwacht en wordt de middelhoge verwachting uit het bureauonderzoek bijgesteld naar een lage verwachting. In het zuidelijke deel met een plaggendek is de Ap-, E-, en de Bh-horizont van de podzolbodem verploegd met de Aa-horizont van het plaggendek, waardoor eventueel aanwezige vindplaatsen zullen zijn aangetast, maar niet geheel verdwenen. Daarom wordt de middelhoge verwachting uit het bureauonderzoek voor vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars uit het Laat-Paleolithicum tot en met Mesolithicum voor het zuidelijke deel gehandhaafd.Nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. De kans dat deze in het noordelijk deel (diep verstoord tot in de C-horizont) nog aanwezig zijn wordt klein geacht. Vandaar dat de middelhoge verwachting uit het bureauonderzoek voor het noordelijke deel voor de perioden Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen wordt bijgesteld naar laag. In het zuidelijke deel met een plaggendek is de Ap-, E-, en de Bh-horizont van de podzolbodem verploegd met de Aa-horizont van het plaggendek, waardoor eventueel aanwezige vindplaatsen zullen zijn aangetast, maar niet verdwenen. Daarom wordt de middelhoge verwachting uit het bureauonderzoek voor de perioden Neolithicum tot en met de Vroege-Middeleeuwen op grond van de veldresultaten gehandhaafd. Voor de perioden Late-Middeleeuwen tot en met de Nieuwe gold op grond van het bureauonderzoek een lage verwachting voor het gehele plangebied. De Veldresultaten geven geen aanleiding om deze verwachting bij te stellen.
Issued: 2016-02-15