Op de Kerkbrink te Hilversum is de uitbreiding gepland van het Goois Museum. Van het terrein is alleen bekend, dat hier tussen 1750 en 1930 een schoolgebouw heeft gestaan, dat later als uitbreiding van het raadhuis dienst heeft gedaan. Er bestaan verder geen archeologische of historische gegevens over het perceel. De Kerkbrink bevindt zich naast de oudst bekende kapel van de gemeente (ca. 1250n. Chr.) met een bijbehorend grafveld, en in de nabijheid ligt de locatie waar door de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN) de resten van mogelijk een middeleeuwse woontoren zijn aangetroffen. Vanwege de nabijheid van deze archeologische objecten is er de mogelijkheid, dat het grafveld zich ook op het onderzoeksterrein bevindt. Vervolgens kunnen er resten van de eventuele woontoren, zoals een omwalling of een gracht aanwezig zijn. Tenslotte ligt de Kerkbrink in het oude hart van Hilversum, waar laat- en postmiddeleeuwse bebouwing te verwachten is.De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) besloot daarom, dat een Aanvullend Archeologisch Onderzoek (AAO) noodzakelijk is. De gemeente Hilversum heeft vervolgens Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) de opdracht gegeven het AAO uit te voeren. Op 19 en 20 december 2002 vond dit AAO plaats. Op basis van de resultaten van het onderzoek adviseerde de ROB dat verder met een archeologische bouwbegeleiding kon worden volstaan. In overleg met het Goois Museum is vervolgens besloten het hele terrein archeologisch te onderzoeken en zoveel mogelijk te documenteren terwijl de grond bouwrijp werd gemaakt. Dit deel van het onderzoek is, in de periode van 28 tot en met 30 januari 2003, uitgevoerd in nauwe samenwerking met het Goois Museum en met de enthousiaste hulp van twee studenten archeologie en de plaatselijke amateur-archeologen.ConclusieUit het AAO aan de Kerkbrink bleek dat de ondergrond van het perceel vrijwel geheel intact is en dat de waarnemingsomstandigheden goed zijn. Er zijn muurresten en structuren aangetroffen die voornamelijk uit de 18e eeuw stammen. Deze zijn te associeren met het schoolgebouw en de uitbreiding van het raadhuis dat op de Kerkbrink gestaan heeft. Het is niet uit te sluiten dat er nog oudere bebouwingssporen op het niet onderzochte deel van het perceel aanwezig zijn. Op grond van deze resultaten wordt een Definitief Onderzoek (DO) van het noordelijke deel van het perceel aanbevolen en een AAO voor het zuidelijke deel. Bij het vervolgonderzoek in 2003 kon worden vastgesteld dat, zoals in 2002 al vermoedt werd, de verstoring als gevolg van de bouw en latere sloop van het schoolgebouw beperkt was. Dit geldt voor het hele noordoostelijke deel van de opgravingsput. Gebleken is wel dat in oostelijke richting, naar het Goois Museum toe, de bodem ernstiger verstoord is. Hetzelfde geldt voor het zuidelijk deel van de opgravingsput.Naar aanleiding van de bevindingen in 2002 en 2003 kan worden gesteld, dat met de inzet van alle betrokkenen het maximale uit deze twee korte onderzoeken is gehaald. Het belangrijkste, onverstoorde deel van de Kerkbrink is onderzocht en de bevindingen zijn, naar omstandigheden, optimaal gedocumenteerd. Het onderzochte terrein is ontdaan van de bovengrond tot op de oorspronkelijke zandbodem. Daarom zullen op een dieper niveau geen archeologische sporen meer aangetroffen worden. Er zijn geen resten aangetroffen die behoren tot de door de AWN gedocumenteerde woontoren, welke net buiten het opgravingsterrein ligt. De aangetroffenmuurresten zijn afkomstig van kelders van het in 1750 gebouwde schoolgebouw.De aangetroffen waterput en beerput kunnen van oorsprong bij een bebouwing voorafgaand aan het schoolgebouw behoord hebben. Met name de beerput was in de beginfase van het schoolgebouw nog in gebruik. Op grond van de in de put aangetroffen pijpenkoppen, het aardewerk en het glas volgt een datering tussen 1750 en 1820. Het oudere aardewerk is in verband te brengen met bewoning voorafgaand aan het schoolgebouw. De pijpenkoppen zijn van gemiddelde tot goede kwaliteit hetgeen kan wijzen op enige welstand van de gebruikers. In de beerput bevond zich verder nog veel glas van o.a. drinkglazen, restanten van flessen en vensterglas. Tot de bijzondere glazen voorwerpen behoort een glazen kannetje of karafje waarvan de bovenkant bewaard is gebleven, een vergrootglas en urinalen. De datering van het glas loopt uiteen van 1700 tot 1800. Ook zijn een aantal benen voorwerpen aangetroffen. Het betreft de kop van een tandenborstel,een mesheft, een busje of mesheft en een ivoren luizenkam.Behalve voorwerpen zat er ook slachtafval in de beerput. Het slachtafval is vooral afkomstig van rund, varken, schaap/geit en konijn maar er zijn ook resten van vogels, vissen en schelpdieren gevonden. Dit wijst op een gevarieerde samenstelling van het menu. Ook de botanische resten wijzen op een gevarieerd menu en een zekere welstand. Tot de botanische voedselresten behoren soorten die deels in de omgeving van Hilversum verbouwd en verzameld zijn zoals rogge, bramen en frambozen, maar ook de meer luxe, deels import-, producten zijn gegeten, zoals rijst, vijgen en druiven.Er zijn op twee lokaties verstoorde skeletresten gevonden die van vier individuen afkomstig zijn. Het betreft twee volwassenen en twee niet volwassen individuen van maximaal 14 en 16 jaar. Van een volwassen individu kunnen leeftijd en geslacht niet meer achterhaald worden. Dit individu heeft een ontsteking op het scheenbeen, mogelijk als gevolg van uitwendig letsel. De andere volwassene is een vrouw van 1,60 m lengte en tussen de 40 en 80 jaar oud. De niet-volwassene van maximaal 16 jaar vertoont sporen van zware arbeid, waarbij vooral het bovenlichaam is gebruikt. Aangezien er verder geen intacte graven zijn aangetroffen kan geconcludeerd worden dat het grafveld zich beperkt tot het terrein van de naastgelegen kapel.Het archeologische onderzoek op de Kerkbrink heeft aangetoond dat de conserveringsomstandigheden goed zijn. De aangetroffen archeologische resten dateren uit de 18e en 19e eeuw. De pijpenkoppen en botanische resten, beter afgewerkte pijpenkoppen en import fruit, geven een beeld van enige luxe, terwijl de glasvondsten de meer algemeen gangbare voorwerpen betreffen. Het onderzoek laat zien dat er in de bewoningskern van Hilversum rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische resten welke nadere informatie kunnen geven over de historie en ontwikkeling van Hilversum.
Date: 2003