Doel van het onderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te verwachten archeologische waarden in en om de onderzoekslocaties. Naar aanleiding van het inventariserend onderzoek zijn de twee onderzoekslocaties uitgekozen, omdat hier potenti¨eel vuursteenvindplaatsen aanwezig kunnen zijn. Doel van het onderzoek is door het nemen van grondmonsters vast te stellen of deze verwachting correct is of niet. Het onderzoek wijst uit dat de twee zandkoppen iets anders gelegen zijndan na het verkennend onderzoek is aangenomen. Op locatie D zijn in een groot deel van de boringen (resten van) een podzolbodem in het pleistocene zand teruggevonden. Op locatie D was dit niet het geval. In de zeefresiduen zijn behalve fijne stukjes houtskool geen archeologische indicatoren aangetroffen. Houtskool ligt verspreid over de zandkoppen. Het lijkt daarom weinig aannemelijk dat zich op deze twee zandkoppen vuursteenvindplaatsen bevinden. Gezien de conclusie dat het onwaarschijnlijk is op de locaties D en K nog vuursteenvindplaatsen aan te treffen, lijkt er geen bezwaar tegen de voorgenomen bodemverstorende activiteiten.Dit laat onverlet dat, wanneer bij de uitvoering onverhoopt grondsporen en/of vondsten worden aangetroffen, hiervan direct melding dient te worden gemaakt bij het bevoegd gezag.
Issued: 19 maart 2008