BAAC heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het plangebied Clarissenklooster te Eindhoven. Aanleiding voor het onderzoek is het plan het voormalige Clarissenklooster te transformeren naar een hotel. Tijdens deze transformatie zal het terrein rondom het monumentale pand van het Classisenklooster herontwikkeld worden. In het noordelijke deel van het plangebied is men voornemens een parkeerplaats en in de zuidoosthoek een vrijstaand pand met terras te realiseren.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat voor het plangebied een hoge tot zeer hoge kans bestaat op het aantreffen van archeologische resten behorende tot Huis Rapelenburg en/of bijgebouwen van de Genneper watermolen uit de middeleeuwen/nieuwe tijd. Tevens geldt een middelhoge verwachting op het aantreffen van water gerelateerde objecten zoals een voorde, brug, gekanaliseerde waterlopen/omgrachting/greppels, aanlegsteigers, visfuiken en/of boten.
Voor de perioden voorafgaand aan de middeleeuwen lijkt het gebied te nat voor menselijke activiteit. Er geldt dan ook een lage archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische nederzettingsresten uit het laat-paleolithicum tot en met de Romeinse tijd. Wel kunnen uit deze periode zogenaamde losse vondsten in een natte context worden verwacht.
Uit het veldonderzoek is gebleken dat het plangebied op een meanderbocht ligt binnen het beekdal van de Dommel. De meanderbocht bestaat uit een in (noord)oostelijke richting oplopend zand- en kleidek (kronkelwaard), waarop lokaal dekzand is afgezet. Het gehele plangebied is vanaf de late middeleeuwen en in ieder geval vanaf de 18e eeuw opgehoogd ten behoeve van de aanleg van het Huis Rapelenburg en bijbehorend landgoed. Ter hoogte van de onderzoekslocatie is mogelijk een uitbraaklaag van een in 1872 gerealiseerd woonhuis aangetroffen. In het zuidelijke deel komt een ophoogdek voor. Dit ophoogdek komt in ieder geval voor ter plekke van het erf rondom Huis Rapelenburg. In boring 5 is in dit ophoogzand een uitbraaklaag aangetroffen met diverse archeologica, die mogelijk bij het bijgebouw van Huis Rapelenburg heeft behoort. Ter hoogte van boring 6 is een oud bouwlanddek/plaggendek aangetroffen op beekafzettingen van de Dommel. De boringen 7 t/m 9 liggen op een oude restgeul van de Dommel. Boring 9 ligt daarbij op de grens naar het westelijk van de Dommel gelegen dekzandcomplex van Gestel.
Op basis van de veldgegevens kan de hoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd voor het grootste deel van het plangebied gehandhaafd blijven (7149 m2). Het noordelijke deel gelegen binnen de gedempte restgeul van de Dommel heeft een middelhoge verwachting op het aantreffen van sporen behorende bij Landgoed Rapelenburg toegekend gekregen, waaronder een “Dreef tot Vermaak” met omwalling (1853 m2).
BAAC adviseert om bij bodemverstorende activiteiten binnen het gebied met een hoge archeologische verwachting een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Aansluitend wordt geadviseerd ter hoogte van de onderzoekslocatie direct een doorstart naar een opgraving van het bouwvlak uit te voeren. Tijdens het proefsleuvenonderzoek dient rekening te worden gehouden met tenminste twee potentieel aanwezige archeologische niveaus, waaronder mogelijk een oud maaiveld uit de steentijd in het westelijke deel van het plangebied.
Voor het gebied met een middelhoge archeologische verwachting geldt dat er archeologische sporen vanaf 25 à 75 cm –mv worden verwacht. BAAC adviseert om ter hoogte van de “Dreef tot Vermaak” bodemingrepen zo veel mogelijk te vermijden. Indien dit niet mogelijk is dient hier een (tuin)archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. In het overige deel van het gebied met een middelhoge archeologische verwachting zijn bodemingrepen tot maximaal 55 cm –mv zonder aanvullend archeologisch onderzoek mogelijk. Indien er diepere ingrepen plaatsvinden dan is het advies ook hier aanvullend archeologisch onderzoek uit te laten voeren in de vorm van een proefsleuven/proefputtenonderzoek.
Tevens adviseert BAAC de cultuur- en bouwhistorisch waardevolle, nog aanwezige (landschaps)elementen zo veel mogelijk te behouden. Behoudenswaardige elementen zijn de omgrachting, ommuring van het Clarissenklooster en het klooster zelf, maar ook de cultuurhistorisch waardevolle rode beuken die vermoedelijk onderdeel hebben uitgemaakt van de “Dreef tot Vermaak” behorende bij het Landgoed Rapelenburg.
Het rapport is op 19 januari 2023 goedgekeurd door de bevoegde overheid. Het is onbekend of de bevoegde overheid het door BAAC opgestelde advies als selectiebesluit zal gaan overnemen.
adobe acrobat document, adobe acrobat 9.0