Op 36 locaties heeft een veldonderzoek plaatsgevonden om te bepalen of er een archeologische vindplaats voorkomt. Op 28 van deze onderzochte locaties blijkt met zekerheid een vindplaats (meestal terp) te liggen (locaties A1 t/m A4, A6, A7, B1 t/m B3, B5 t/m B10, C2 t/m C5, C7, C16 t/m C18, C20 t/m C23 en D1). Op de locaties C9 en C19 is het onduidelijk of sprake is van een vindplaats. Ten slotte zijn op de locaties A5, B4, C1, C6, C8 en C11 geen aanwijzingen voor een vindplaats gevonden. Op de meeste vindplaatsen zijn aanwijzingen voor overslibbing gevonden. Als gevolg van verstoringen is het niet mogelijk geweest om van alle locaties te bepalen of ze volledig overslibd zijn (geweest). De locaties B8, C2 t/m C4 en C22 zijn zeker volledig overslibd en de locaties B6, B7, C5, C7, C16 t/m C18, C20, C21 en C23 zijn waarschijnlijk volledig overslibd (geweest). De locaties A1, B3, B5, B9 en mogelijk D1 zijn deels overslibd, en het is onduidelijk of deze locaties volledig overslibd zijn geweest. Op de locaties A2 t/m A4, A6, A7, B1, B2 en B10 zijn geen aanwijzingen voor overslibbing herkend. Als gevolg van de overslibbing en (gedeeltelijke) egalisatie zijn veel terpen aan de oppervlakte niet duidelijk herkenbaar, maar nog wel degelijk (groten)deels intact. Op de meeste terpen komt onder een bouwvoor en vaak een overslibbingslaag een (deels) intacte, kleiige en/of venige archeologische laag voor. Op de locaties B8, C2 en mogelijk C3 t/m C5, C18, C20 en C22 is de archeologische laag (vrijwel) geheel intact. Op de locaties A1 t/m A4, A6, A7, B1 t/m B3, B5 t/m B7, B9, B10, C7, C23, D1 en mogelijk C16 en C21 komt een deels intacte archeologische laag voor. Op locatie C17 is de archeologische laag mogelijk volledig verstoord. Naast de aangetroffen archeologische laag zijn op de vindplaatsen ook grondsporen te verwachten. In veel boringen zijn daar namelijk aanwijzingen voor gevonden. Op veel locaties is onder de archeologische laag en/of in de periferie een betredingshorizont aangetroffen. De locaties B7 t/m B9, C2 t/m C5, C7, C16 t/m C18 en C20 t/m C23 kunnen in de Late IJzertijd- Romeinse tijd worden gedateerd. Op de locaties B1 t/m B3, B5, B6 en D1 zijn daarnaast aanwijzingen voor een voortzetting in de Late Middeleeuwen aangetroffen. Op locatie B2 is een voortzetting tot in de Nieuwe tijd niet uitgesloten. De locaties A1, A2, A4, A6 en A7 waren waarschijnlijk alleen in de Late Middeleeuwen bewoond. Locatie A3 dateert in de Late Middeleeuwen met een voortzetting in de Nieuwe tijd. Ten slotte dateert locatie B10 in de Nieuwe tijd. Op basis van het uitgevoerde booronderzoek is het niet mogelijk geweest om aan te tonen of de bewoning continu of onderbroken is geweest.
