Uit de resultaten van het booronderzoek is gebleken dat de bodem binnen het plangebied tot op grotere diepte is verstoord. In boring 1 zijn binnen de geboorde diepte van 1,55 m -mv (1,07 m -NAP) geen intacte natuurlijke bodemlagen aangetroffen en bestaat de bodem enkel uit opgebracht zand. In boringen 3, 4, 5 en 8 is eveneens enkel opgebracht zand aangetroffen, deze boringen moesten echter wegens ondoordringbaar puin (3, 4 en 8) of kabels/leidingen (boring 5) in de ondergrond voortijdig worden gestaakt, op een diepte variërend tussen 0,6 en 1,4 m -mv (0,19 en 0,86 m -NAP). Wat de exacte aard is van het ondoordringbare puin is niet met zekerheid te zeggen, maar vermoedelijk betreft het (restanten van) de fundering van de voorgaande subrecente bebouwing langs de Zaagmuldersweg. In boringen 2, 6, 7 en 9 zijn onder de opgebrachte zandlaag, op een diepte variërend tussen 0,65 en 1,15; m -mv (0,24 en 0,59 m -NAP), getijde-afzettingen (klei) aangetroffen, waarvan de toplaag subrecent is verstoord. In boring 9 is de onderkant van het verstoorde kleipakket niet bereikt wegens ondoordringbaar puin op 1,1 m -mv (0,69 m -NAP). In boringen 2, 6 en 7 zijn onder het verstoorde kleipakket, op een diepte variërend tussen 1,0 en 1,68 m -mv (0,48 en 1,15 m -NAP), onverstoorde getijde-afzettingen aangetroffen. In de boringen zijn geen archeologische indicatoren of archeologisch relevante lagen waargenomen. Gezien de diepe verstoringen binnen het plangebied en het ontbreken van een archeologisch relevant niveau, wordt de kans klein geacht dat zich binnen het plangebied, binnen de geplande verstoringsdiepte van 1,2 m -mv, onverstoorde archeologische resten bevinden.