In opdracht van de gemeente Nijmegen heeft RAAP in juni en juli 2018 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd voor onderzoeksgebied ‘oostelijk plangebied van de Waalsprong , deelgebied Vossenpels (deel ten noorden van Bekkersland)’ te Nijmegen in de gemeente Nijmegen. Een deel van de boringen kon niet worden gezet vanwege de ligging binnen zones met vervuilde grond. Er diende eerst milieukundig onderzoek te worden uitgevoerd, waarna het onderzoek kon worden voltooid. Dit milieukundig onderzoek heeft enige vertraging opgelopen, waardoor pas in de tweede helft van 2019 groen licht is gegeven voor de voltooiing van het archeologisch verkennend booronderzoek. Echter heeft het bevoegd gezag (gemeente Nijmegen) toen besloten dat dit booronderzoek niet meer hoefde te worden afgemaakt aangezien reeds is besloten dat het gehele gebied archeologisch wordt vrijgegeven. Het onderzoek vond plaats in het kader van een nieuw bestemmingsplan. Het verkennend booronderzoek diende uitgevoerd te worden om te kunnen beoordelen of en hoeveel archeologische waarden bedreigd worden door de werkzaamheden die gepaard gaan met het ruimen van Niet Gesprongen Explosieven uit de tweede wereldoorlog in het plangebied.
De bodem in het onderzoeksgebied bestaat overwegend uit een bouwvoor op een zandige kleilaag geïnterpreteerd als overslag- dan wel crevasse-pakket (afhankelijk van de locatie). Deze crevasseafzettingen liggen op oever- op (geul- op) beddingafzettingen, behorend tot (meerdere fasen van) de stroomgordel dan wel kronkelwaard van Ressen. Op enkele locaties zijn tevens crevasse-afzettingen aanwezig op een dieper niveau (tussen de oever- en geulafzettingen in). Wanneer de boorresultaten worden geplot op de zanddieptekaart van Cohen is te zien dat de geul die Cohen in het noorden van het onderzoeksgebied plaatst tijdens het booronderzoek is aangetroffen. Deze geul is echter minder diep ingesneden en niet overal aanwezig waar Cohen haar heeft ingetekend. Tevens is de aanwezigheid van een diep(er) ingesneden geul in het centrale deel van het plangebied (met een circa oost-westelijke oriëntatie) opvallend: deze geul staat niet op de zanddieptekaart.
Binnen het plangebied zijn diverse locaties aanwezig met potentiële archeologische niveaus dan wel archeologische indicatoren die wijzen op de (mogelijke) aanwezigheid van een archeologische vindplaats(en). In 19 van de 86 uitgevoerde boringen zijn fragmenten puin, houtskool, enkele fragmenten aardewerk, roodleem en fosfaatvlekken aangetroffen. Op basis van de combinatie van indicatoren, diepteligging en landschappelijke setting zijn op dit moment vijf zones aangegeven met een zeer globale begrenzing die een hoge verwachting hebben voor de aanwezigheid van een potentiele archeologische vindplaats(en). Deze begrenzing is dus zeer globaal en representeert niet per definitie een archeologische vindplaats maar een zone met een hoge potentie voor de aanwezigheid van archeologie.
Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Daarom wordt geadviseerd om de plannen zodanig aan te passen dat verstoring wordt voorkomen.
