Deze tuinderszoon vertrok in november 1947 met het motorschip Kota Baroe naar Indië. Tussen Kerst en Oud en Nieuw 1947 kwamen de militairen op Ambon aan. Zijn ouders hadden het er erg moeilijk mee dat hij naar de Oost vertrok. Het was zo ver weg en hun zoon was nog zo groen als gras. De patrouilles bestonden uit lopen van kampong naar kampong, laten zien dat je er was. Vaak werden ze gastvrij onthaald, één van de soldaten speelde mondharmonica. Later werd deze man nog in Soerabaja ingedeeld bij de kantonnementspolitie en moest hij het inlands personeel bij het verlaten van de haven controleren op diefstal. Soerabaja was een bijna Europese stad, met trams en grote winkels. De jongens hadden alleen geen geld om iets te kopen. Na drie maanden is hij naar Batavia gegaan, waar hij in een noodkamp werd ondergebracht in afwachting van de boot naar huis.