Binnen een aanzienlijk deel van het onderzochte tracé bleek de bodem diep verstoord, waardoor eventuele archeologische resten zijn verdwenen. Toch heeft het onderzoek waardevolle informatie opgeleverd over de geschiedenis van Haren. Tijdens het onderzoek zijn paalsporen, kuilen, greppels en sloten waargenomen. Ook is een waterput aangetroffen. De oudste aangetroffen sporen en vondsten dateren uit de IJzertijd-Romeinse tijd. De meeste bewoningsresten, waaronder de waterput, dateren uit de 8e en 9e eeuw, de Vroege Middeleeuwen C (Karolingische tijd). Vermoedelijk doorsnijdt het tracé enkele vroegmiddeleeuwse boerderijerven. Rondom de vroeg-middeleeuwse waterput zijn meerdere sporen waargenomen die waarschijnlijk bij het erf behoren. De twee spiekers dateren waarschijnlijk ook uit deze periode, evenals diverse sloten/greppels en kuilen. De oriëntatie van de vroegmiddeleeuwse sloten volgt min of meer de richting van de huidige Jachtlaan. Mogelijk was in deze periode hier al een doorgaande route aanwezig. Het wegtracé ligt op de relatief laag gelegen oostelijke flank van de Hondsrug ligt, op de overgang naar het beekdal van de Hunze. Geconcludeerd kan worden dat in de IJzertijd en Vroege Middeleeuwen niet alleen op de hoogste delen van de Hondsrug gewoond werd, maar ook op de lager gelegen flanken daarvan.
De jongste waargenomen archeologische sporen dateren uit de Nieuwe tijd, met name de 18e eeuw. Een sloot en enkele kuilen die aangetroffen zijn ter hoogte van de kruising van de Jachtlaan met de Oude Hoflaan behoren waarschijnlijk tot een boerderijplaats die direct ten westen van het onderzochte tracé heeft gelegen.