Aan het noordelijk eind van de Kampsteeg, op de kruising met één van de bospaden is een fundering aangetroffen langs de westzijde van de weg. De fundering heeft een lengte van 4.31 m en een breedte van 30 cm. Op het fundament zijn afgezaagde betonijzers zichtbaar van circa 2 cm dikte. Deze zijn verspringend bevestigd in het beton. De fundering is waarschijnlijk tijdens de aanleg van de huidige asfaltweg (Kampsteeg) deels gesloopt en verwijderd. Op basis van een door een medewerker van Leemans ingemeten detectieveld is duidelijk te zien dat het fundament doorloopt onder de weg. De diepte is circa 80 cm. Het zou hier mogelijk kunnen gaan om de fundering van een vaste portaalkraan over de weg. Hiermee konden de vrachtwagens gelost en geladen worden met munitie. Langs de Kampsteeg zijn vier munitieopslagplaatsen aangetroffen (S4, S10, S15 en S17). Hierbij gaat het om opslagplaatsen met een omtrek van circa 6 bij 9 meter. De diepte varieert tussen de 1,60 en 2,20 meter. Alle vier de opslagplaatsen hebben een ingang in het noordoosten, aan de zijde van de Kampsteeg. Hierbij betreft het een schuin aflopende helling vanaf het maaiveld naar de bodem van de opslag. In alle vier opslagplaatsen zijn paalkuilen gedocumenteerd. Deze palen dienden waarschijnlijk voor het dragen van de dakconstructie. Binnen S17 is een ‘plofgat’ aangetroffen. Dit wijst er waarschijnlijk op dat deze opslag na de oorlog gebruikt is al detoneerlocatie voor aangetroffen munitie. Naast deze vier opslagplaatsen zijn in WP8 twee kuilen aangetroffen met een diepte van 2,20 meter. Deze kuilen waren gevuld met militair en civiel vondstmateriaal. Het gaat waarschijnlijk om dumpkuilen die aan het einde van de oorlog en vlak erna zijn opgevuld.
In het Schoolbosje zijn in totaal 45 sporen aangetroffen. Zes van de aangetroffen sporen (schuttersputjes en kuilen) zijn ingemeten buiten de afgegraven zone: het betreft afgegraven puntlocaties.Een groot aantal sporen kan op basis van de vorm in de coupe en de diepte worden geïnterpreteerd als mangaten of schuttersputjes. Beide termen worden wel door elkaar gebruikt, maar in principe is er een duidelijk onderscheid in functie. De term mangat wordt doorgaans gebruikt voor een gat dat primair werd aangelegd om dekking te bieden (Deckungsloch). Rijen van dergelijke gaten werden aangelegd langs doorgaande wegen, zodat bestuurders en inzittenden van voertuigen hierin dekking konden zoeken bij vliegtuigbeschietingen. Een schuttersput werd primair aangelegd als gevechtspositie.Het gaat om ronde kuilen, met een bewaard gebleven diepte van 100-150 cm. Daarnaast zijn ook andere ronde, vierkante of rechthoekige kuilen aangetroffen. Over een aantal kuilen is naast het vondstmateriaal niks te zeggen over de functie. Alleen de sporen die met zekerheid als schuttersput of mangat bestempeld konden worden, zijn als zodanig aangegeven op de allesporenkaart (bijlage 5). Binnen het Schoolbosje zijn in totaal 23 mangaten/schuttersputten aangetroffen. Door het aantreffen van OCE-artikelen was het niet altijd mogelijk om de putten te couperen. Deze OCE-artikelen moesten simpelweg eerst verwijderd worden voordat er verder gewerkt kon worden. Hieronder zijn twee voorbeelden te zien van aangetroffen mangaten/schuttersputten binnen het Schoolbosje (figuur 11). De diepte van de kuilen varieert tussen 1,00 en 1,50 m –Mv. De vorm was niet altijd te achterhalen, maar bij de gecoupeerde sporen betrof het over het algemeen een taps toelopende vorm met een breedte op de bodem van circa 50 cm (breed genoeg voor een persoon om in te staan). Naast de verschillende mangaten/schuttersputten zijn binnen het Schoolbosje acht kuilen aangetroffen (S21, 29, 39, 43, 50, 51, 58 en 62). Hierbij betrof het alleen afval-/dumpkuilen die dateren na de Tweede Wereldoorlog. De kuilen kwamen tijdens het OCE-onderzoek tevoorschijn door het voorkomen van metalen voorwerpen in de vulling.
