In opdracht van Heijmans N.V. heeft RAAP in februari 2020 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd voor het plangebied Deventerweg N348 te Epse in de gemeente Deventer.

Het plangebied ligt op een laatpleistoceen duincomplex, deels op de overgang naar een fluviatiele terrasrest. De bodem wordt gevormd door een oud bouwlanddek. Ten zuidwesten van het plangebied, aan de overzijde van de Deventerweg N348, zijn op hetzelfde duincomplex een groot aantal vindplaatsen bekend uit de periode midden Romeinse tijd – vroege middeleeuwen. In 2000 heeft de archeologische dienst van de gemeente Deventer een grootschalig proefsleuvenonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de ontwikkeling van het bedrijvenpark A1, waaronder binnen het onderhavige plangebied.

Conform de verwachting liggen de boringen 1-6 in een landschappelijk lager gelegen gebied (vlakte). Hoewel is aangetoond dat de bodem ter plaatse 2, 4 en 5 al tot in de C-horizont van het dekzand is geroerd, is de daadwerkelijke verstoring waarschijnlijk gering. Tijdens het proefsleuvenonderzoek in 2000 is eenzelfde bodemopbouw beschreven en zijn bovendien op dit niveau een aantal sporen aangetroffen, die mogelijkerwijs in de ijzertijd dateren. Deze zijn dus nog steeds te verwachten in het gebied.

Conform de verwachting liggen de boringen 1-6 in een landschappelijk lager gelegen gebied (vlakte). Hoewel is aangetoond dat de bodem ter plaatse 2, 4 en 5 al tot in de C-horizont van het dekzand is geroerd, is de daadwerkelijke verstoring waarschijnlijk gering. Tijdens het proefsleuvenonderzoek in 2000 is eenzelfde bodemopbouw beschreven en zijn bovendien op dit niveau een aantal sporen aangetroffen, die mogelijkerwijs in de ijzertijd dateren. Deze zijn dus nog steeds te verwachten in het gebied.

Geadviseerd wordt voor de zone ten noorden van de Waterdijk geen bodemingrepen te verrichten die dieper reiken dan 6.2 m +NAP (figuur 7; diepte archeologisch relevante vlak + buffer van gemiddeld 30 cm). Geadviseerd wordt voor het grootste deel van de zone ten zuiden van de Waterdijk geen bodemingrepen te verrichten die dieper reiken dan 7,2 m +NAP (diepte archeologisch relevante vlak + buffer van gemiddeld 30 cm). Voor het hoogste deel van het onderzoeksgebied – ter plaatse van de boringen 11-13 wordt geadviseerd geen bodemingrepen te verrichten die dieper reiken dan 7,4 m +NAP.

Indien planaanpassing niet mogelijk is, wordt aanbevolen eventuele resten ex situ veilig te stellen middels een opgraving (mogelijk in de variant archeologische begeleiding). Een archeologische opgraving dient plaats te vinden op basis van een Programma van Eisen, dat dient te worden opgesteld door een senior KNA archeoloog en te worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. Tijdens de werkzaamheden zal tevens een grondwal worden opgeworpen. Deze valt op de bestaande N348 en middenberm en is niet meegenomen in het onderhavige onderzoek. Indien hier graafwerkzaamheden gaan plaatsvinden, dient deze zone wel meegenomen te worden in een eventueel vervolgonderzoek. De uiteindelijke strategie voor een opgraving zal worden opgesteld op basis van de definitieve ontwerp van de herinrichting.