Uit het veldonderzoek is gebleken dat de bodem binnen 23 van de 45 locaties verstoord dan wel opgebracht is tot de maximale boordiepte. In boring 58 lijkt het een recente sloot(demping) te betreffen. In de boringen 119, 120, 121, 123, 131, 132, 148 maakt het verstoorde pakket mogelijk onderdeel uit van de 20e eeuwse demping van het van oorsprong 17e eeuwse Zuiderdiep of van de middeleeuwse gracht. In boringen 20, 95 en 126 is de bodem eveneens verstoord tot de maximale boordiepte, hier houdt het verstoorde leempakket echter mogelijk verband met de Helperlinie (boringen 20 en 95) dan wel het 17e eeuwse vestingwerk (boring 126) die ter plaatse hebben gelegen. Acht boringen konden wegens een ondoordringbaar (puin)niveau niet worden doorgezet tot de beoogde boordiepte van minimaal 1,5 m -Mv. Deze boorlocaties bevinden zich alle op het Gedempte Zuiderdiep. In boringen 51 en 93 werd eveneens gestuit op een ondoordringbaar niveau, hier betreft het vermoedelijk echter oude straatniveaus. In een zestal boringen is onder een opgebracht zandpakket een (al dan niet verstoorde) laatmiddeleeuwse/nieuwetijdse stadslaag aangetroffen. Alleen in de boringen 9, 19, 23, 30 en 99, alle gelegen buiten het centrum van Groningen, is een deel van de natuurlijk bodemopbouw waargenomen. In boring 9 betreft het kleiafzettingen waarin zich vegetatiehorizonten hebben gevormd, in boring 19 keileem, in boring 23 (onder een vermoedelijke sloot(demping)) kleiafzettingen, in boring 30 kleiafzettingen waarin zich vegetatiehorizonten hebben gevormd en in boring 99 dekzand waarvan de top is verstoord.