Het primaire doel van dit onderzoek was het toetsen en aanvullen van de gespecificeerde archeologische verwachting voor het onderzochte gebied, waarbij het in eerste instantie ging om het (al dan niet) vaststellen van de aanwezigheid van archeologische grondsporen. Voorts diende het onderzoek zich te richten op de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aanwezige archeologische grondsporen en resten. Het bodemprofiel in het plangebied bleek volledig intact te zijn. Dit bestaat van boven naar beneden uit de volgende lagen: bouwvoor, op een bruingrijs gerijpt kleipakket, op een donkergrijze, humeuze vegetatielaag, op een matig siltig, grijs kleipakket, op een (donker)grijze vegetatielaag, op een bruingrijs, siltig kleipakket. Brandlagen zijn niet herkend. Er is in proefsleuf 5 een circa 6 m brede, noordwest-zuidoost georiënteerde geul aangetroffen. Deze was opgevuld met veen dat buiten de geulbedding overging in de onderste vegetatielaag. Er zijn drie sloten aangetroffen: één recentelijk gedempte sloot en twee sloten die gezien hun stratigrafische ligging en oriëntatie (noordoost-zuidwest) vermoedelijk uit de (Late) IJzertijd dateren. Tevens zijn zeven kuilen gedocumenteerd die gezien hun stratigrafische ligging uit de Middeleeuwen dateren. Twee van deze kuilen zijn door middel van de 14C-methode gedateerd: beide dateren uit circa de 8e-9e eeuw. Het vondstmateriaal beperkt zich tot twee kogelpotscherven die niet nader te dateren zijn dan in de Late Middeleeuwen.