In opdracht van B-invented heeft RAAP in juni 2020 een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd voor het plangebied Capitool 13 te Enschede. De opdrachtgever is voornemens hier een parkeerplaats en bedrijfspanden te realiseren.
Het plangebied ligt op voet van de Oost -Twentse stuwwal, maar relatief laag in het landschap. Op basis van de geraadpleegde bronnen wordt in het plangebied een recent ophogingspakket verwacht, rustend op de voormalige bouwvoor op dekzand- en/of grondmoreneafzettingen.
Binnen het plangebied en onderzoeksgebied (binnen 500 m rondom het plangebied) zijn geen archeologische monumenten aanwezig en geen archeologische vondstmeldingen in Archis3 bekend. De noordwestelijke hoek is op de kadastrale minuut (1811-1832) gemarkeerd als grasland; het overige deel was heidegebied. Op historisch kaartmateriaal is tussen het einde van de 18e eeuw en heden geen bebouwing gekarteerd. Rond 1977 is de Elsbeek hier gedempt en is het terrein opgehoogd. De aardkundige en historische gegevens duiden erop dat er voorheen drassige omstandigheden in het
plangebied waren.
Op basis van de geraadpleegde bronnen geldt voor het plangebied – in het geval van de aanwezigheid van dekzandwelvingen of –ruggen – een middelmatige aanwezigheid voor vindplaatsen van jager - verzamelaars. Voor latere perioden (neolithicum t/m nieuwe tijd) geldt een lage archeologische verwachting. Uit alle perioden kunnen aan water gerelateerde objecten worden aangetroffen; deze zijn echter dusdanig moeilijk op te sporen dat dit doorgaans toevalstreffers zijn.
Uit het veldonderzoek blijkt inderdaad dat er onder een ophogingspakket een begraven bouwvoor (einddatering jaren 1970) ligt. Daaronder heeft zich zeer plaatselijk een B-horizont gevormd; in de overige boringen is onder de bouwvoor de C-horizont aangetroffen. Oorspronkelijk liep het maaiveld wat op in zuidoostelijke richting (rond boring 8, 9 en 10), hetgeen mogelijk een lichte dekzandwelving impliceert. Desalniettemin lijken de bodemprofielen op natte omstandigheden te duiden. Op basis van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek geldt een lage archeologische verwachting voor alle perioden. Daarom wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht.
