In opdracht van Circet Nederland heeft RAAP in januari 2022 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied kernen Santpoort-Noord, Spaarndam, Velsen-Zuid en Velserbroek te Santpoort-Noord, Santpoort-Zuid, Hofgeest en Velserbroek in de gemeenten Velsen en Haarlem. Het onderzoek vond plaats in het kader van een omgevingsvergunning.
Op grond van de onderzoeksresultaten en onder verwijzing naar de doelstellingen, kunnen de volgende
uitspraken worden gedaan:
In het plangebied geldt een ongespecificeerde verwachting voor archeologische resten van bewoning uit het paleo- en mesolithicum op meer dan 15 m diepte, buiten bereik van de geplande ingrepen;
Tot het midden neolithicum lag het gebied in zee en geldt geen verwachting;
Vanaf het midden neolithicum geldt een verwachting voor de aanwezigheid van resten van bewoning;
Vanaf de late middeleeuwen geldt plaatselijk een verwachting op resten van bebouwing;
Uit de Tweede Wereldoorlog geldt – met name in het noorden en zuiden van het plangebied – een verwachting op resten van militaire inrichting van het terrein;
Plaatselijk – onder afdekkende pakketten – kan sprake zijn van een goede conservering;
In het gehele plangebied is de gaafheid naar verwachting zeer wisselend.
Het project bevindt zich momenteel nog in de ontwerpfase. Locatie en uitvoeringswijze – waaronder breedte en diepte – van de geplande ingrepen moeten nog worden bepaald. Dit levert optimale omstandigheden op om een plan te maken met minimale schade aan het bodemarchief en dus ook minimale kansen op de noodzaak van archeologisch vervolgonderzoek. Afgaande op vergelijkbare projecten elders in het land (Leersum, Amerongen, Aerdenhout, Laren, Houten) zullen de gegraven ingrepen van een beperkte diepte en breedte zijn. Mogelijk is ook sprake van gestuurde boringen met gegraven in- en uittredepunten. Dit is echter nog niet in detail bekend. Opgemerkt moet worden dat
gestuurde boringen en persingen of tuinboringen geen waarnemingsmogelijkheden bieden omdat het ingrepen zijn waarbij niet vanaf maaiveld wordt gegraven. Smalle en ondiepe geulen bieden mogelijk onvoldoende waarnemingsmogelijkheden, maar dit is afhankelijk van de maatvoering. In- en uittredepunten van gestuurde boringen bieden – mist voldoende van omvang en diepte – dit mogelijk wel.