Het plangebied ligt in het achterland van de Maas, waar door meerdere verleggingen een gevarieerd landschap waarbij hoge
oeverwallen en laag gelegen restgeulen zich op korte afstand afwisselden. Volgens de stroomruggenkaart liggen beide deelgebieden op een Maasterras. Deelgebied 1 ligt op terrasafzettingen uit het Pleniglaciaal. In deelgebied 2 liggen terrasafzettingen uit het Laat-Glaciaal aan het oppervlak. Vanwege de
landschappelijke ligging geldt voor deelgebied 1 een hoge archeologische verwachting op vindplaatsen uit het laatpaleolithicum en mesolithicum. In deelgebied 2 zal het archeologisch niveau uit het laat-paleolithicum grotendeels zijn verspoeld. Hier geldt daarom alleen een hoge verwachting voor vindplaatsen uit het mesolithicum. Het plangebied lag ook in de periode vanaf het neolithicum op een hoger gelegen gedeelte binnen het landschap. Dit wordt ondersteund door de aanwezigheid van vindplaatsen uit het neolithicum, de ijzertijd en de Romeinse tijd in de omgeving van het plangebied. Voor beide deelgebieden geldt daarom een hoge verwachting voor zowel nederzettingsresten uit de periode
neolithicum tot en met de ijzertijd als voor nederzettingsresten uit de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen.
De Oranjelaan is pas vanaf het midden van de 20e eeuw ontwikkeld. Voor 1950 lag deelgebied1 binnen bouwlanden ten westen
van de historische stadskern en vestingwerken van Roermond. Door deelgebied 1 hebben drie historische wegen gelopen. Deze wegtracés staan al op de historische kaart van Jacob van Deventer (circa 1575). Er staat geen bebouwing gekarteerd op deze en latere kaart. De lokale aanwezigheid van historische bebouwing binnen deelgebied 1 kan vanwege de ligging langs twee historische wegen niet worden uitgesloten. Op basis van deze gegevens geldt voor deelgebied 1 een middelhoge verwachting voor de periode late middeleeuwen en nieuwe tijd. Deelgebied 2 lag tot circa 1980 in bouwlanden. Daarom geldt voor deelgebied 2 een lage archeologische verwachting op vindplaatsen uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Voor het plangebied wordt om bovenstaande redenen een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. Vanwege de al aanwezige, complexe ondergrondse infrastructuur is in overleg met dhr. C. Meys van de gemeente Roermond kortgesloten dat dit vervolgonderzoek het beste kan worden uitgevoerd in de vorm van een archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden.