Een omgreppeld nederzettingsterrein uit de Romeinse Tijd. Gemeente Arnhem

DOI

In het plangebied Schuytgraaf, ten zuidwesten van de stad Arnhem, zijn de afgelopen jaren verschillende archeologische onderzoeken uitgevoerd. In totaal zijn elf vindplaatsen onderzocht die vooral bestaan uit nederzettingsterreinen uit de IJzertijd tot en met de Middeleeuwen. Het onderzoek naar vindplaats 7 vormt vooralsnog het sluitstuk van de reeks opgravingen. De onderzoekslocatie vindplaats 7 betreft de kern van een nederzettingsterrein uit de Romeins tijd gecombineerd met bewoningssporen uit de Midden- en vermoedelijke Late-IJzertijd. Een groot deel van het omliggende terrein was reeds opgegraven en de kern van de vindplaats (0, ha) kon door planaanpassing in situ behouden blijven. In een later stadium bleek echter dat de planaanpassing niet haalbaar was, zodat ook de kern van de nederzetting door middel van een opgraving veilig gesteld moest worden. In opdracht van de Grond Exploitatie Maatschappij (G Schuytgraaf heeft ADC ArcheoProjecten op genoemde locatie een Definitief Archeologisch Onderzoek (DAO) uitgevoerd in de periode januari-februari 2008. Het archeologisch onderzoek heeft twee vindplaatsen aan het licht gebracht; een nederzettingsterrein uit de Midden- / Late-IJzertijd en een nederzetting uit de Romeinse tijd. De bewoning vond in beide perioden plaats op een verhoogd punt in het landschap gevormd door crevasse die aan de noordzijde werd begrensd door een depressie. De laatste was op dat mome het restant van een geul die reeds vanaf de Midden-IJzertijd niet meer actief was. De depressie vormde echter een ideaal punt om overtollig (regen)water uit de nederzetting op af te wateren getuige de talloze greppels rondom de Romeinse nederzetting en de afzonderlijke erven daarva Van de ijzertijdbewoning is maar een beperkt beeld verkregen. Talloze paalkuilen hebben een zogenaamde ‘palenzwerm’ gevormd waarin geen huisplattegronden zijn herkend. Een aantal spiekers voor de opslag van landbouwproducten is uit de brij van sporen gereconstrueerd, maar het is allerminst zeker dat ze ook werkelijk tot de vroegste bewoningsfase van het terrein behore Het handgevormde aardewerk uit de IJzertijd is gedurende de bewoning in de Romeinse tijd met jonger vondstmateriaal vermengd en mede door het ontbreken van zogenaamde gesloten contex kunnen grondsporen niet individueel gedateerd worden. Dit bleek duidelijk anders voor de bewoningsperioden in de Romeinse tijd. Hoewel niet onomstotelijk bewezen lijkt de nederzetting gecontinueerd te zijn vanuit de Late-IJzertijd in de Romeinse tijd. Hiermee is de nederzetting op vindplaats 7 één van de talloze voorbeelden uit het oostelijk rivierengebied die is blijven bestaan terwijl er iets noordelijker op de zuidoever van de R een compleet militair verdedigingssysteem wordt aangelegd in de 1e eeuw na Chr. De bewoners van de nederzetting lijken hierdoor niet wezenlijk beïnvloed. Uiteraard kwamen ze in contact met de ‘nieuwe’ bewoners en namen ze deel aan de handelsrelaties die daaruit voortkwamen, maar de bestaanseconomie op de nederzetting veranderde niet wezenlijk en bleef georiënteerd op zelfvoorziening. Er zijn geen aanwijzingen aangetroffen dat de nederzetting een (boven)regional functie heeft gehad en bijvoorbeeld fungeerde als marktplaats. Noch heeft dit onderzoek aan kunnen tonen dat er overproductie van bepaalde goederen plaatsvond, bestemd voor de export. Het nederzettingsterrein uit de Romeinse tijd bestond vermoedelijk uit maximaal twee gelijktijd bewoonde erven en maakte deel uit van een groter nederzettingscomplex, dat zich vooral in oostelijke richting uitstrekte. De zuidelijke, westelijke en noordelijke begrenzing van dit complex kon in kaart worden gebracht. De begrenzing van de nederzetting wordt gevormd door verschillende nederzettingsgreppels die een rechthoekig terrein afbakenen. Alleen de oostelijk begrenzing is niet volledig bekend geworden. Verreweg het meeste vondstmateriaal dateert uit de 2e eeuw en daarmee lijkt de nederzetting vooral tot bloei te zijn gekomen tijdens de zogenaamde Pax Romana die na het herstel van de limes (na de Bataafse opstand) voor een relatief rustige en naar men aanneemt welvarende periode van bijna twee eeuwen zorgde. De nederzetting op vindplaats 7 lijkt al vroeg in de 3e eeuw verlaten. Enkele ‘losse’ vondsten uit de tweede helft van de 4e en 5e eeuw tonen echter a dat het terrein, of de onmiddelijke omgeving ervan, weer opnieuw in gebruik genomen wordt. reden voor het bewoningshiaat is niet met zekerheid vast te stellen, maar enkele laat Romeinse vondsten lijken te wijzen op een hernieuwde interesse in het relatief hoog gelegen en vruchtbaar terrein op het moment dat onder keizer Julianus (omstreeks 359 na Chr.) de limes opnieuw leven werd ingeblazen.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/dans-z8v-8y4t
Metadata Access https://archaeology.datastations.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=doi:10.17026/dans-z8v-8y4t
Provenance
Creator W. Roessingh; E. Blom
Publisher DANS Data Station Archaeology
Contributor J.W. Beestman; ADC ArcheoProjecten
Publication Year 2020
Rights CC-BY-4.0; info:eu-repo/semantics/openAccess; http://creativecommons.org/licenses/by/4.0
OpenAccess true
Contact J.W. Beestman (ADC)
Representation
Resource Type Dataset
Format application/pdf; text/xml
Size 62224410; 9640; 8668; 799; 6607
Version 1.0
Discipline Humanities