Archeologisch vooronderzoek in het kader van het project Dijkversterking IJsselmeerdijk, gemeenten Lelystad en Dronten

Vestigia B.V. Archeologie & Cultuurhistorie heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd ten behoeve van het project Dijkversterking IJsselmeerdijk, gemeenten Lelystad en Dronten (afbeelding 1 en 2, kaart 1 achterin het rapport). Het plangebied bestaat uit de IJsselmeerdijk, over een lengte van ca. 17,6 km (globaal tussen dijkpaal 35,0 en 17,5 – afbeelding 2), aan de noordwestzijde van Oostelijk Flevoland. De waterkering loopt van de Ketelbrug in het noorden tot aan de Houtribdijk in Lelystad. De kruin van de dijk ligt op circa NAP +5,2 m in het noorden en circa NAP +3,5 m in het zuiden. Het is een lange rechte grasdijk met een steenbekleding aan de buitenzijde. In het dwarsprofiel omvat het onderzoeksgebied het gebied vanaf de waterlijn van het IJsselmeer tot en met de kwelsloot aan de polderzijde. De dijk ligt hoofdzakelijk in landelijk gebied. In het zuidelijk gebied grenst het aan de bebouwing van Lelystad. Aan de waterzijde (buitendijks) ligt onder andere de Maxima centrale, Flevokust, drie jachthavens, het buitendijkse woongebied Parkhaven en het Houtribstrand. Aan de landzijde (binnendijks) ligt de snelweg A6, bedrijventerrein Flevokust, de woongebieden Golfpark en Houtribhoogte en de provinciale weg N307. Momenteel is nog geen informatie bekend omtrent de exacte locatie waar in de toekomst werkzaamheden zullen plaatsvinden, en met welke oppervlakte en diepte. Het onderhavige bureauonderzoek heeft daarom een inventariserend karakter, met een advies op hoofdlijnen (waar is sprake van eventuele bekende of verwachte archeologische waarden, en bij welke oppervlakte en diepte van de ingreep dient al dan niet vervolgonderzoek plaats te vinden).

Archeologie Het dijklichaam van de IJsselmeerdijk stamt uit de jaren 50 van de vorige eeuw. De dijk is goed gedocumenteerd en vormt zelf geen archeologische waarde. De bodem onder het dijklichaam is bij de aanleg weggebaggerd en vervangen door een zandcunet, en heeft geen archeologische verwachting meer. Binnen de strook naast het dijklichaam kan binnen het gehele plangebied sporen van bewoning en gebiedsexploitatie voorkomen uit het Paleolithicum en het Mesolithicum. Eventuele archeologische resten bevinden zich op een aanzienlijke diepte, en zullen naar verwachting niet worden bedreigd door zetting, dan wel graaf- of andere bodemroerende werkzaamheden. Binnen het plangebied bevinden zich daarnaast zones met een middelhoge of hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de midden fase van de Swifterbantcultuur (circa 5200-3800 v. Chr.). Met een buffer gaat dan om de trajecten: - Dp 26.6 – 26.1 (ca. 500 m) - Dp 25.2 – 25.0 (ca. 200 m) - Dp 24.8 – 22.5 (ca. 2300 m) - Dp 21.2 - 21.1 (ca. 100 m) - Dp 17.8 – 17.6 (ca. 200 m)

Vestigia B.V. adviseert om bij bodemroerende ingrepen binnen deze bovengenoemde zones van dieper dan 50 cm beneden maaiveld, en groter dan 100 m2, of bij ophogingen van meer dan 2 m boven huidig maaiveld en groter dan 100 m2 een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen, eventueel aangevuld met een karterend booronderzoek indien de resultaten van het verkennende onderzoek daartoe aanleiding geven.

Onder bodemroerende ingrepen vallen bij voorbeeld het verleggen van de teensloot en/of het afgraven en vervolgens aanvullen van de bovengrond ten behoeve van bijvoorbeeld de fundering van een nieuwe dijkophoging of ingrepen ten behoeve van grondverbetering. Het verkennende onderzoek dient te worden uitgevoerd door middel van een edelmanboor diameter 7 cm (onder grondwater voortgezet met een guts diameter 3 cm), in een grid van 30 x 40 m, of bij een lijnelement in een raai met een tussenruimte van 40 meter. Het verkennende onderzoek voor een enkele raai komt dan uit op ca. 83 boringen (het aantal boringen is afhankelijk van de uiteindelijke breedte van het plangebied). Bij karterende boringen kan dit grid verder worden verdicht.

Indien binnen de bovengenoemde zones sprake is van ophoging van meer dan 2 m boven huidig maaiveld (zonder voorafgaand afgraven), wordt geadviseerd om naast een verkennend/karterend booronderzoek tevens een Plaxis onderzoek uit te voeren, zodat de boorgegevens gecombineerd kunnen worden met een inschatting van de risico’s van zetting op eventuele archeologische vindplaatsen.

Het verdient de voorkeur om op basis van het (Definitief) ontwerp te bepalen wat de precieze aard en locatie wordt van de bodemroerende ingrepen, en met welk oppervlak en diepte. Als de verstoringen binnen het plangebied beperkt blijven tot ingrepen binnen de bovengenoemde vrijstellingsgrenzen, kan een vervolgonderzoek achterwege blijven. Hierbij dient idealiter al rekening te worden gehouden bij het opstellen van het (Definitief) ontwerp. Het vroegtijdig uitvoeren van archeologisch veldonderzoek in de Planuitvoeringsfase heeft daarbij de voorkeur om de risico’s op het gebied van de archeologie in een vroegtijdig stadium in kaart te brengen, en het afwegen van eventuele noodzaak tot het doen van vervolgonderzoek (tot aan een eventuele opgraving), danwel tot planaanpassing/mitigerende maatregelen.

Verder dient rekening gehouden te worden met de vondst van scheeps- of vliegtuigwrakken binnen het gehele plangebied. Geadviseerd wordt om een Protocol Toevalsvondsten op te stellen, waarbij de taken en verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen uiteen worden gezet in geval bij de civiele werkzaamheden een scheeps- of vliegtuigwrak (of een andersoortige archeologische vondst) wordt aangetroffen. Op deze manier kunnen de civiele werkzaamheden met zo min mogelijk risico op stagnatie en bijkomende kosten worden uitgevoerd. Tevens verdient het de voorkeur om op voorhand al een standaard PvE op te stellen in geval er een scheeps- of vliegtuigwrak wordt aangetroffen, uitgaande van een waardering in geval mogelijke wrakresten worden aangetroffen (in navolging op een dergelijk PvE ten behoeve van de verbreding van de A6).

Het bevoegd gezag, de gemeenten Lelystad en Dronten, dienen eerst over het advies in dit rapport een besluit te nemen (wel/geen vervolgonderzoek en zo ja, in welke vorm). Wanneer het bevoegd gezag besluit dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is en het plangebied wordt vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het Provinciaal Depot voor Bodemvondsten Flevoland (Mevr. P.P.A. Heise-Roovers, beheerder PDB Flevoland, tineke.roovers@batavialand.nl, tel. 0320-225939/ 06-13243987).

Verder wordt geadviseerd om het onderhavige bureauonderzoek na 5 jaar te actualiseren, op basis van de dan bekende archeologische en landschappelijke gegevens.

Cultuurhistorie Binnen het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorische waarden in de vorm van Rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten. Binnen de contouren van het plangebied bevinden zich drie cultuurhistorisch waardevolle elementen; het dijklichaam zelf (tevens aangegeven op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart), het kunstwerk Hevelhuisje en de sluitsteen Lelystad – Ijsselmeerdijk. Geadviseerd wordt het kunstwerk en de sluitsteen terug te laten komen in het nieuwe ontwerp, zodanig dat dit herkenbaar blijft in het landschap. In feite geldt het zelfde voor het dijklichaam, al zullen de geplande ingrepen geen wezenlijke veranderingen aanbrengen aan het karakter en uiterlijk van de dijk, en zullen deze alleen maar de cultuurhistorische waarde van de dijk behouden en versterken.

Daarnaast zijn op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Flevoland binnen het plangebied nog twee vlakken aangegeven die van belang zijn voor de archeologie: die van het Provinciaal Archeologische en Aardkundige Kerngebied (PArK) Rivierduingebied Swifterbant), en het archeologisch aandachtsgebied ‘Markermeer’. Voor beide geldt dat het streven is om eventuele archeologische waarden zoveel mogelijk te beschermen. Dit geldt ook voor het op de provinciale cultuurhistorische waardenkaart aangegeven Aardkundig waardevol gebied; ook hier gaat het de sporen van het fossiele landschap met rivierduinen en oeverwallen waar zich mogelijk sporen van de Swifterbant cultuur kunnen bevinden. De provincie streeft er naar deze waarden zoveel mogelijk te beschermen, en daarnaast aandacht te vragen voor aardkundige waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen (via het traject van bodeminformatie/verwerken in recreatieve routes etc). Geadviseerd wordt bij ontgrondingen groter dan 500 m en dieper dan 30 cm -mv in het kader van de Ontgrondingenvergunning vroegtijdig in overleg te treden met de provincie.

Identifier
DOI https://doi.org/10.17026/AR/TMWO2P
PID https://nbn-resolving.org/urn:nbn:nl:ui:13-b5f9e054-c855-4e0e-b438-28c00526b3cd
Metadata Access https://easy.dans.knaw.nl/oai?verb=GetRecord&metadataPrefix=oai_datacite&identifier=oai:easy.dans.knaw.nl:easy-dataset:271519
Provenance
Creator Weerheijm, W.J.; Schrijvers, R.; Schoute, N.; Picard, E.R.J.G.
Publisher Data Archiving and Networked Services (DANS)
Contributor Vestigia
Publication Year 2023
Rights info:eu-repo/semantics/openAccess; License: http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0; http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0
OpenAccess true
Representation
Resource Type Dataset
Discipline Ancient Cultures; Archaeology; Humanities