De gemeente Borger-Odoorn heeft de Linder Esch (plangebied ‘De Linden’) te Valthe aangewezen als locatie voor woningbouw. Bij deze woningbouw horen eveneens infrastructurele werkzaamheden. Zo moeten op het terrein wegcunetten en drainagesleuven worden uitgegraven. De Linder Esch staat op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van Drenthe als ‘gebied van archeologische betekenis’ aangegeven (terrein 14319). Ter plaatse liggen de restanten van een Celtic Field uit de IJzertijd (800–12 v. Chr.) en zijn sporen van de Trechterbekercultuur (Midden-Neolithicum, 3400–2850 v. Chr.) aangetroffen. Direct ten zuiden van de Linder Esch ligt een terrein met een aantal grafheuvelzolen uit de periode Neolithicum–Bronstijd (monumentnr. 9654). Aan de westrand van de Linder Esch ligt een grafheuvel uit de Vroege of Midden-Bronstijd (monumentnr. 9601). Op grond van deze archeologische vondsten werd de gemeente door dr. W.A.B. van der Sanden, Provinciaal Archeoloog (PA) van Drenthe, aanbevolen op het plangebied een archeologische begeleiding (AB) uit te laten voeren. Na overleg van de PA met dhr. J. Kleef van de gemeente Borger-Odoorn en drs. H. Brongers van Arcadis, de aannemer, werd besloten de uit te graven wegcunetten en drainagesleuven archeologisch te begeleiden. Tevens zouden, op verzoek van de PA, twee extra proefsleuven worden aangelegd in het noordwesten van het terrein, zodat een volledig beeld van de aanwezige archeologie op het terrein kon worden verkregen.Naast een AB is dus tevens een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven uitgevoerd. Deze onderzoeken werden van 16 t/m 21 oktober 2003 uitgevoerd door Archaeological Research & Consultancy (ARC bv).Conclusie en aanbeveling:Uit de resultaten van zowel de AB als het IVO door middel van proefsleuven op plangebied ‘De Linden’ te Valthe is gebleken dat zich op het terrein archeologisch waardevolle sporen bevinden. Met betrekking tot de onderzoeksvragen kunnen de volgende antwoorden worden gegeven:1 Het bodemarchief is goed bewaard. Op een groot deel van het terrein is middeleeuws esdek aanwezig met her en der een B-horizont (werkput 3). Uit de gecoupeerde sporen blijkt dat van de paalkuilen nog 10–20 cm in de bodem aanwezig is en van de kuilen 20–50 cm; 2 Het vondstmateriaal, aardewerk en (vuur)steen, is goed geconserveerd. Van het K¨ummerkeramik, dat van slechte kwaliteit is, zijn overwegend grote stukken geborgen;3 Alle vondsten komen uit de sporen, dus is de relatie tussen beide bewezen; 4 De sporen bestaan uit nederzetingssporen, die dateren uit de Late Bronstijd. De kern van de nederzetting bevindt zich in het gebied rond werkputten 2, 7 en 8;5 Ten zuiden en ten westen van het onderzoeksgebied ligt een aantal grafheuvels, die dateren uit het Neolithicum en de Bronstijd (monumentnrs. 9601 en 9654). Wellicht hebben we hier te maken met de nederzetting die bij deze grafheuvels hoort;6 Uit de haardkuil in werkput 5 is houtskool afkomstig, dat wellicht iets kan zeggen over de vegetatie ten tijde van de bewoning. Ook het feit dat er twee waterputten in de werkputten zijn aangetroffen, is hoopvol voor wat betreft een reconstructie van het toenmalige landschap en de (eventueel) verbouwde gewassen. Aangezien waterputten diep in de bodem zijn ingegraven en het sporen betreft met een hoog vochtgehalte, is de kans aanwezig dat zich in de vulling van de waterputten nog organische resten bevinden;7 Gezien de gaafheid van het bodemarchief en de aanwezigheid van archeologische sporen en vondsten, in combinatie met de reeds bekende archeologie ter plaatse en in de nabije omgeving, dient aan de vindplaats een hoge archeologische waardering te worden gegeven. De vindplaats is behoudenswaardig.De gemeente Borger-Odoorn wordt aangeraden het terrein rond de kern van de nederzetting te behouden, volgens de voorschriften van het Ministerie van O, C & W en het Provinciaal Omgevingsplan (POP) 2 van de provincie Drenthe. Indien dit niet tot de mogelijkheden behoort, dient een archeologisch vervolgonderzoek uitgevoerd te worden.
Date: 2003