Het archeologisch onderzoek in 2021 en 2022 heeft aangetoond dat voor de eerste ophogingen van de percelen de natuurlijke ondergrond is benut. De onderste lagen bestaan uit zandige klei en veen, gewonnen bij het uitgraven van de Scheepmakershaven. Het verklaart ook het geringe aantal vondsten; slechts enkele baksteenpuintjes en een enkel scherfje is hierin gevonden. Bestudering van de profielen van de opgraving leert dat de percelen tot aan de aanleg van de scheepshellingen, aan de zijde van de latere Boompjes, met een pakket grond van ongeveer 3 tot 4 meter zijn opgehoogd. Dit komt in grote lijnen overeen met de 12 Rotterdamse voet die in 17e -eeuwse kronieken wordt genoemd. Voorafgaand aan het archeologisch onderzoek was niet duidelijk wat er van de scheepswerven bewaard was gebleven. Uit het bodemprofiel van de mechanische grondboringen bleek dat de scheepshellingen mogelijk (deels) waren vergraven bij de onderkeldering van het voormalige kantoorgebouw. Van de inrichting van de scheepswerven zelf is een klein stukje van de beschoeiing teruggevonden, maar geen plankieren. Wel zijn de kenmerkende keien- en kiezellaag, en houtsnipperlagen bewaard gebleven. Deze lagen vormden respectievelijk de fundering van de hellingen en de afvallaag van houtbewerking op de werven. De lagen met houtsnippers tonen in het grootste deel van het onderzoeksgebied geen grote hellingshoek. Pas vanaf circa 6 á 7 meter uit de noordelijke damwand van de bouwkuip hellen de afvallagen duidelijker richting de Scheepmakershaven. Dit punt lijkt het begin van de scheepshellingen te markeren richting het noorden. Van de materialen en gereedschappen die op werven zijn gebruikt zijn alleen spijkers in allerlei maten gevonden. Van de bebouwing die na het verdwijnen van de scheepswerven op dit gedeelte tussen de Boompjes en de Scheepmakershaven is gebouwd, zijn enkele sporen bewaard gebleven. Het betreft beschoeiingen op de grens van percelen aan de oostzijde van de Grote Draaisteeg waar al in de 17e eeuw sprake was van bebouwing. De beschoeiingen bestonden uit palen met planken en een bakstenen muur. Ze dienden tevens om percelen op te kunnen hogen zonder dat aangrenzende percelen daar last van hadden. Op een van de percelen aan de Boompjes is tijdens de begeleiding een tonput gevonden. Dergelijke tonnen werden vaak secundair gebruikt als afvaltonnen en ingegraven op een erf. Deze ton bevatte geen vondsten, maar dateert vermoedelijk uit de 18e of 19e eeuw.
Date: opgravingsperiode maart 2021 - februari 2022
Date Submitted: 2022-06-13
Issued: 2022-06-01