In opdracht van Dienst Landelijk gebied Limburg werd door BAAC bv een archeologische begeleiding uitgevoerd aan de Speckerweg te Huythuysen, gemeente Haelen. Het gebied maakt onderdeel uit van het natuurreservaat Leudal dat een hoge cultuurhistorische waarde bezit. In het kader van natuurontwikkeling werd hier een gedeelte van een akker verschraald, waarbinnen een dieper gelegen poel was gepland. De grondwerkzaamheden die hiermee gepaard gaan betekenden een bedreiging voor het bodemarchief. Op grond van vondsten van het plangebied en omgeving werd bewoning uit het Neolithicum aanwezig geacht. In het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief ter plekke werd een archeologische begeleiding noodzakelijk geacht.Het plangebied, ten zuidoosten van Heythuysen, ligt in een gebied van dekzandwelvingen die circa 10.000 voor Chr. zijn ontstaan. Daaronder bevinden zich oudere rivierafzettingen. Aan de noordzijde van het plangebied is een hogere rug aanwezig. Op de zuidelijke flank hiervan werd een bruingrijs gevlekte laag aangeboord, die geïnterpreteerd werd als een oude akkerlaag. In het PvE werd het mogelijke belang van deze oude akkerlaag benadrukt.Bij het afgraven van de bouwvoor was een oude depressie aan het daglicht getreden, waarin zich meerdere sporen aftekenden. Tevens was een deel van de lichtbruingrijs gevlekte laag in het vlak zichtbaar. Het gedeelte van het vlak waarin zich de sporen bevonden werd gedocumenteerd. De vermoede oude akkerlaag werd nader onderzocht. Bij aanleg van het vlak kon slechts een gering aantal vondsten worden geborgen. Het verder afgraven van de bovengrond en het verdiepen van de poel werd onder archeologisch toezicht voortgezet.Nader onderzoek van de lichtbruingrijs gevlekte laag wees uit dat het hier een verploegde randzonde van de oude depressie betrof, waarin noch oude ploegsporen, noch vondsten werden waargenomen. Een identificatie als prehistorische akkerlaag kon niet plaatsvinden. De onderzochte grondsporen betroffen overwegend greppels die voorafgaand aan de ontginning van het toenmalige heidegebied werd gegraven om de depressie te ontwateren. Een ovale greppel leek mogelijk een grafmonument te zijn, maar hiervoor konden geen positieve aanwijzingen worden verzameld.Een opvallende vondst is een fragment van een vuurstenen klingmes. Dit is vervaardigd van Rijckholt vuursteen, en is typerend voor de mijnbouwactiviteiten vanaf het Midden-Neolithicum. Enkele afrondingsverschijnselen duiden erop dat deze kling mogelijk gebruikt werd om vuur te maken.Concluderend kan gesteld worden dat bij de archeologische begeleiding van de onderhavige grondwerkzaamheden slechts ontginningssporen werden vastgesteld die waarschijnlijk uit de 19e eeuw dateren. De vermoede oude akkerlaag kon geïdentificeerd worden als een verploegde bioturbatiezone van een oude depressie. Sporen van bewoning of andere vormen van landschapsgebruik werden niet aangetroffen. Enkele vondsten, waarbij een neolithisch klingfragment en aardewerk dat mogelijk in dezelfde periode gedateerd kan worden, duidden op mogelijke bewoning in de nabijheid. Het meest in aanmerking hiervoor komt de hoger gelegen dekzandrug ten noorden van het plangebied. Bij het gedeeltelijk verschralen van delen van deze dekzandrug konden echter geen bewoningssporen worden waargenomen. De herkomst van de vondsten blijft daarmee raadselachtig.
Date: 23-11-2006 (aanvang onderzoek)