Het graven van een sloot en sleuven voor de duikers rond het stateterrein Hoxwier te Mantgum, is in opdracht van de Dienst Landelijkgebied (DLG) en het Waterschap Marne-Middelsee door Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) uit Groningen in de periode van 8 tot en met 11 september 2003 archeologisch begeleid.In het kader van de reconstructie van de 17e-eeuwse singelgrachten rondhet stateterrein moesten aan de zuidkant van het terrein twee sleuven voor duikers en een sloot worden uitgegraven. Een van deze duikers kwam onder een dam in de sloot te liggen, de andere duiker zorgde voor een aansluiting op een reeds bestaande sloot. Aangezien het op basis van eerder onderzoek duidelijk was dat er tijdens het uitgraven van de sloot een behoorlijke hoeveelheid archeologisch interessant vondstmateriaal blootgelegd zou worden, is besloten om door middel van een archeologische begeleiding (AB) de graafwerkzaamheden te volgen.Conclusie:De resultaten van de archeologische begeleiding sluiten grotendeels aan bij de resultaten uit eerder onderzoek op het Hoxwier-terrein. De singelgracht loopt onder de laatmiddeleeuwse brug in oost-west richting. In het westen is er vermoedelijk een aansluiting met de Mantgumervaart geweest. Hier zijn twee smalle stroompjes aangetroffen die mogelijk de onderkant van een bredere stroom vormen. De datering van het aardewerk laaat zien dat het merendeel afkomstig is uit de late 17e en vroege 18e eeuw. Het gaat hier om materiaal waarmee de laatmiddeleeuwse singelgracht gedeeltelijk is gedempt. Volgens de resultaten van het DO is de gracht al in de vroege 17e eeuw gedempt. Dit is geconcludeerd op basis van vroeg 17e-eeuws vondstmateriaal dat rondom de middeleeuwse brug is aangetroffen. Het lijkt op basis van de resultaten van de AB dat de dam over de houten brug weliswaar al in de vroege 17e eeuw is opgeworpen, maar de rest van singelgracht II lijkt pas vanaf het einde van de 17e eeuw te zijn gedempt.Hiernaast valt het op dat het laatmiddeleeuwse materiaal uitsluitend aan de oostzijde van de brug is aangetroffen. De vondsten aan de westzijde van de brug dateren alle uit de 17e en/of 18e eeuw. Vermoedelijk is in het westen de grachtvulling opgeruimd bij latere activiteiten, mogelijk bij de aanleg van een vijver, zwaaikom of haven.Rondom de brug zijn enkele vondsten uit de Late Middeleeuwen en een scherf uit de 16e eeuw gedaan. Ook zijn hier een aantal stukken leer uit de 16e eeuw aangetroffen. Dit is waarschijnlijk afval dat tijdens de stinsfase in de gracht terecht is gekomen. Ook de faunaresten zijn vermoedelijk in deze periode in de gracht terechtgekomen. De kleine hoeveelheid vondstmateriaal uit deze periode is te verklaren door het feit dat de stins zich op relatief grote afstand van singelgracht II bevond. Het meeste afval uit deze periode zal ergens anders, waarschijnlijk dichter bij de stins zelf, zijn gedumpt. Op welk moment de koperen ketel in de gracht tercht is gekomen is niet goed te duiden, maar vermoedelijk is dit ergens in de 17e eeuw gebeurd. Opvallend, en aansluitend bij de resultaten van het DO, is het ontbreken van midden 17e-eeuws vondstmateriaal. Blijkbaar zijn de activiteiten gedurende deze periode op dit deel van het terrein zeer gering geweest.
Date: 2003