Op 18 en 19 augustus 2004 heeft het bureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie (BAAC bv) in Bennekom (gemeente Ede) een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) d.m.v. proefsleuven uitgevoerd op een perceel (E10304) aan de Spinakker. Op het terrein worden drie patiowoningen gebouwd. De geplande werkzaamheden vormen een bedreiging voor de mogelijk aanwezige overblijfselen met archeologische waarde.ConclusieHet onderzoek heeft aangetoond dat bewoningsactiviteiten op het terrein hebben plaatsgevonden. De exacte aard van de vindplaats kon niet worden vastgesteld doordat het onderzochte gedeelte van het terrein hiervoor een te geringe omvang had. Vanwege het vrijwel ontbreken van dateerbaar vondstmateriaal was het ook niet mogelijk de vindplaats exact te dateren. De continuïteit van bewoning op het onderzoeksterrein is niet aangetoond, mede door het gebrek aan vondsten. De aangetroffen archeologische sporen wijzen echter op bewoning in de IJzertijd/Romeinse Tijd (paalsporen) en gebruik van het terrein in de Late Middeleeuwen (greppel). Sporen uit de Vroege Middeleeuwen zijn niet gevonden.Het terrein dat gelegen is in een dekzandlandschap, is gezien de aanwezigheid van een esdek in gebruik geweest als akker. Uit het proefsleuvenonderzoek is gebleken dat het esdek een gemiddelde dikte van ca. 50 cm heeft. Onder het esdek is een vermoedelijk restant van een oudere verploegde podzolbodem aangetroffen. De aangetroffen bewoningssporen uit de IJzertijd/Romeinse Tijd bevinden zich de overgang tussen de B-horizont en de schone C-horizont.De vindplaats is redelijk tot goed geconserveerd, de sporen zijn duidelijk leesbaar. Het vondstmateriaal daarentegen is gering in aantal en verweerd. Middeleeuwse ploegactiviteiten op het terrein hebben mogelijk voor aantasting van het vondstmateriaal gezorgd. De gaafheid van de vindplaats is lastig te duiden omdat maar een klein oppervlak is blootgelegd. De vindplaats is niet uniek in de regio. Meerdere vindplaatsen uit het Neolithicum, de Bronstijd, IJzertijd/Romeinse Tijd en de Late Middeleeuwen zijn in de directe omgeving aangetroffen. In overleg met het bevoegd gezag is besloten dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is en daarom zijn alle archeologische sporen gecoupeerd en afgewerkt. Voornaamste reden hiervoor is het relatief geringe oppervlakte van het onderzoeksgebied.