De aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning ten behoeve van de nieuwbouw van een stal.Het bovenste deel van de bodem (minimaal 40 tot maximaal 80 cm)bestaat uit een recent pakket. In het oostelijke deel van het plangebiedis hieronder nog een restant van de oorspronkelijke podzolbodemaangetroffen maar in het algemeen is sprake van een restant van hetplaggendek dat direct op de natuurlijke ondergrond ligt. In ruim de helftvan de boringen is nog een intact restant van het plaggendek aanwezig,in de overige boringen is het plaggendek verstoord (boring 2 en 3) ofgeheel afgegraven (boring 5).In het bureauonderzoek is aan het plangebied een hoge verwachtingtoegekend voor vindplaatsen uit het Mesolithicum tot en met de IJzertijden de Late-Middeleeuwen (vanaf de 14e eeuw) tot en met de Nieuwetijd. Het archeologische sporenniveau bevindt zich in de top van de Chorizont.Vermoedelijk is het maaiveld in het verleden niet vlak geweestmaar is sprake van een welving waarbij het oppervlak in noordelijkerichting oploopt. Op basis van een vergelijking tussen debodemprofielen en rekening houdend met het oorspronkelijke reliëf iseen inschatting gemaakt van de intactheid van het archeologischesporenniveau. Hieruit blijkt dat ter plaatse van boring 3 sprake is vanbodemverstoring tot diep in de C-horizont en dat het archeologischesporenniveau grotendeels is verdwenen. Ook ter plaatse van de stal zalhet archeologische niveau bij de aanleg van de kelders zijn verstoord.Rondom de voormalige bebouwing is het archeologische sporenniveauechter intact. Bij het bouwrijp maken van de grond (boring 4 en 5) en deaanleg van de verharding op het erf (boring 1 en 2) is hetarcheologische bodemarchief slechts in beperkte mate aangetast. Dehoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit hetMesolithicum tot en met de IJzertijd en Late-Middeleeuwen (vanaf de14e eeuw) en Nieuwe tijd blijft daarom gehandhaafd voor hetplangebied met uitzondering van het gedeelte dat in het verledenbebouwd is geweest. Verder is in de onderste laag van het plaggendekin boring 7 een grote concentratie indicatoren gevonden (baksteen,houtskool en verbrande leem) wat mogelijk wijst op de aanwezigheidvan een vindplaats uit de Late-Middeleeuwen – Nieuwe tijd. Hierbij kanworden gedacht aan sporen van oudere voorgangers van de huidigeboerderij.Wanneer de graafwerkzaamheden ten behoeve van de nieuwbouwbeperkt blijven tot respectievelijk 50 cm beneden het maaiveld van debouwrijp gemaakte grond en 70 cm beneden het maaiveld in de zonedaarbuiten, wordt een archeologisch vervolgonderzoek nietnoodzakelijk geacht. Wanneer diepere bodemingrepen nodig zijn dande hierboven genoemde ondergrenzen, wordt het archeologischebodemarchief en een mogelijk aanwezige vindplaats bedreigd. In datgeval wordt vervolgonderzoek in de vorm van eenproefsleuvenonderzoek geadviseerd.