In juni 2020 is een archeologisch proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in een plangebied op het Sportpark Kranenhof in Escharen (gemeente Grave). De aanleiding voor het onderzoek werd gevormd door het voornemen om het sportpark te herontwikkelen. De totale oppervlakte van het plangebied is ongeveer 9 ha. De herontwikkeling van het plangebied bestaat uit de aanleg van nieuwe sportvelden, een speeltuin en overige buitensportvoorzieningen over een oppervlakte van circa 1,3 ha.
Het plangebied bevindt zich op de archeologische waarden- en verwachtingskaart van de gemeente Grave in een zone met een hoge archeologische verwachting. Gezien de planontwikkelingen in omvang en diepte (>250 m2 en >50 cm -Mv) de vrijstellingsgrenzen voor archeologisch onderzoek in het bestemmingsplan overschrijden is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Bij vooronderzoeken in 2019-2020 is aangetoond dat het plangebied een hoge verwachting heeft op archeologische resten uit de periode Mesolithicum-Vroege-Middeleeuwen, vanwege een intacte bodemopbouw. Tevens geldt een hoge verwachting op sporen van landgebruik uit de Late-Middeleeuwen, vanwege de aanwezigheid van een restant van een oud bouwlanddek.
Bij het proefsleuvenonderzoek zijn verspreid over het plangebied (drie deelgebieden) in totaal dertien proefsleuven aangelegd met een totaaloppervlakte van ongeveer 1300 m2 (ofwel circa 10% van het plangebied). Hierbij zijn in totaal 57 archeologische sporen aangetroffen, waaronder 54 paalkuilen en 3 kuilsporen. Alle sporen bevonden zich in de intacte top van het natuurlijke dekzand (C-horizont), vanaf een diepte van 20-60 cm -Mv (zie bijlage 20). De sporen liggen verspreid over het hele plangebied, maar concentreren zich voornamelijk op die plaatsen waar de natuurlijke ondergrond nog (grotendeels) intact is. Op deze plaatsen zijn in de top van het bodemprofiel nog (E- en) BC-horizonten waargenomen. In de sporen is geen vondstmateriaal aangetroffen, waardoor een datering van de sporen niet mogelijk was. Aan de hand van de lichte vulling en vaagheid van de sporen dateren ze echter vermoedelijk uit de periode Laat-Neolithicum tot IJzertijd.
Boven het sporenniveau bevond zich in vier werkputten (4, 5, 7 en 10) nog een restant van een 17e-eeuws plaggendek. Boven het plaggendek kwam de (sub)recente bouwvoor voor met daarin het enige vondstmateriaal dat bij het onderzoek is aangetroffen. Vondsten bestonden uit roodbakkend aardewerk met gele en groene glazuur, 4 muntjes, 2 knopen en 2 musketkogels. Het vondstassemblage dateert uit de 17e-20e eeuw.
In de meeste werkputten bevonden zich slechts één of twee sporen, maar in de werkputten waar er meer zijn aangetroffen kon een uitspraak worden gedaan over mogelijke ruimtelijke verbanden. Hierbij zijn mogelijke structuren herkend in werkputten 9, 10 en 12. De structuur in werkput 9 is geïnterpreteerd als zespalige spieker. In werkput 10 bevindt zich een deel van een rechthoekige huisplattegrond en in werkput 12 liggen de resten van een klein deel van een ongedefinieerde structuur.
Aan de hand van de KNA-waardestellingssystematiek is de vindplaats gewaardeerd als mogelijk behoudenswaardig. Dit geldt met name omdat een vindplaats met sporen, ouder dan de Late-Middeleeuwen uniek is voor de omgeving.